Column: Het zalig niks doen

© RTV Noord
De Italianen noemen het 'Il dolce far niente': het zalig niks doen. Van de week heb ik het geprobeerd. Ik had sinds mijn eigen heugenis een echte vrije dag. Geen werk, geen lezing, geen enkele verplichting. Ik verheugde mij op zalig niks doen.
Bovendien kunnen en mogen we vanwege de corona niet meer onder anderen, althans zo min mogelijk. De omstandigheden op nummer dertien voor het zalig niets doen waren derhalve fenomenaal. Geen gedachte aan de dag van morgen, geen gedachte aan dingen in het verschiet. Il dolce far niente, zalig niks doen onder d'Olle Witte. 
Eerst lekker ontbijt op bed met verse jus en de krant. Daarin een brok corona-ellende. Na het douchen en wat 'diedeldaantjen' nestelde ik mij op de bank voor de tv.
Nog meer onheilspellende corona-ellende. Dan maar wat lekkers klaarmaken voor de lunch. Ik had zin in een omelet. Eieren op. Maar als ik me eenmaal ergens op gericht heb, wil ik het ook.
Kon ik meteen boodschappen voor zieke moeders halen. In de supermarkt kwam ik de man tegen die een winkel bestierde, waarin hij altijd alles had. Van stofzuigerslang tot houtdraadbouten.
'Waistoe wel woarom ze aal dat schietpapier hamstern?' zei hij samenzweerderig. Ik trok mijn schouders op en toonde mijn ik-weet-het-echt niet-gezicht. 'Zie binnen schijtbenaauwd veur corona…' 
Een vrouw liep langs en vertelde dat er twee dorpen verderop zes gevallen van corona waren ontdekt. 'Heur neefke mos dat aal testen…' Ik wilde weer naar huis.  
Eerst nog langs mijn moeder. Of ik het al gehoord heb. Youp heeft corona. Mijn moeder zegt Youp omdat ze hem als kleine dikke baby nog heeft vertroeteld, toen ze als dienstmeisje werkte bij vrienden van de familie Van 't Hek. 
Zo langzamerhand werd ik kriegelig en best wel bang van al dat coronagedoe. De omelet smaakte niet meer, de bank lag niet meer en de stoel zat niet meer. De tv spuwde een en al corona.
Ik moet eruit, dacht ik. Vriend Renko wenste geen bezoek te ontvangen wegens corona, vriend Baggerkapitein reageerde niet meer op berichtjes nadat ik eerder had gezegd dat ik keelpijn had en derde vriend Scottie had me sociaal mediaal uitgescholden dat ik een dikke pens had. Een 'vriendelijk' bezoekje zat er derhalve niet in.
Tijd voor een goed boek dan maar. De laatst gelezen boeken had ik na een bladzijde of twintig gelaten voor wat ze waren. Echt trek in lezen had ik ook niet. Ik was blij dat ik boven mijn wielrenfiets tegen de boekenkast zag staan. Mijn hart maakte een sprongetje. Hoog tijd om de wielrenwinterslaap te beëindigen.  
Snel de banden opgepompt, een oliespuitje langs de ketting gehaald, een strakke wielrenbroek aangetrokken, helmpje op en hup de weg op.
De lucht van lente vloog in mijn neus. Een flauw zonnetje warmde mijn gezicht. Ik fietste langs de oude vuilnisbelt, de luchtwachttoren en de zoutwinning naar mijn oude dorp. 
Een jongetje skate op de skatebaan en een vrouw wachtte midden op de weg op haar achteropkomende hond. Op de lange weg door het veld renden twee reeën in het weiland met me mee.  Even verder sprongen ze in een prachtig 'pas a deux' over de sloot om mij in de verte hun wippende witte kontjes, te laten zien.
Werd het toch nog een prachtige dag. 
In het volgende dorp vlijde een man bij de viskraam op de markt een haring in zijn mond. In het grote bos wandelden een moeder met dochter in strakke hardloopbroeken. In de sloot bij het meer viste een jongetje in groene laarzen met een schepnetje naar kikkervisjes. Zijn twee vriendjes en een reiger keken vanaf de walkant aandachtig toe. 
Ik voelde mij op mijn fiets in een Italiaanse film. La primavera en Il dolce far niente ineen. 
Langs de slager en het vliegveld reed ik over Goldhoorn voorbij de grote boerderijen naar het volgende dorp. Een grasmaaiende man stak zijn hand op. Bij modeparadijs Venema stapten net een man en een vrouw naar binnen op zoek naar een nieuwe spijkerbroek. 
Op de ramen van de huisjes langs de hoofdweg hingen blauwe posters. 'Trots op de Spar' stond er met grote letters op. Een blijk van waardering van de dorpsbewoners voor hun enige supermarkt. Ik kreeg er een warm gevoel van. Corona was even ver weg.
In het grote natuurgebied floot een merel, hamerde een specht, kwetterden twee Vlaamse gaaien hoog in de boom en vloog een duif voorbij met een takje in de bek. Een man met een flesje water in de hand staarde in de verte naar iets wat ik niet zien kon en mannen van de gemeente in overalls zaagden aan de bomen langs de kronkelweg. 
Een gevoel van vrijheid, blijheid stroomde door mijn lijf. 
Bij de haven stond een eerste Duitse camper met een leeg stoeltje ervoor. Twee wandelende vrouwen gingen op het smalle pad vriendelijk lachend voor mij aan de kant.
Op het fietspad voorbij de Chinees en de oude smederij zette ik gevoed door een goed gevoel de versnelling een tandje hoger. Ik trapte naar een voor mij bovengemiddelde lentesnelheid. 
Vlak voor het oude stoomgemaal voelde ik eerst een trilling in mijn stuur. Daarna gevolgd door het wegglijden van mijn voorwiel en het ribbelgeluid van een zachte band op een hard wegdek. Band lek. Ik had natuurlijk geen vervangende band of een rood Simson-doosje in de achterzak. Daar stond ik dan met de lucht aan de verkeerde kant van de band.
Er kwam mij een wielrenner achterop. Ik keek hulpeloos, toen hij met een krachtig 'Moi' voorbij reed. De man met grote helm en dito zonnebril keek nog eens om, kneep toen piepend in de remmen en keerde terug. 
Vanachter zijn dikke zonnebrilglazen bekeek hij mijn toestand. 'Gain plakspullen bie die zeker'. 'Nee', zei ik beschaamd. 'Ik heb wel wat', zei hij geruststellend.
Hij pakte een klein spuitbusje uit zijn achterzak, spoot het leeg in mijn lege band. pakte zijn fietspompje van de fietsstang en pompte mijn band op. 'Kloar al weer'.. Ik bedankte hem heel hartelijk voor zoveel en ultra snelle hulp. 
De man, die al die tijd op zeker twee meter afstand bleef, keek nog eens naar mijn fiets. Naar de schrammen op het frame om precies te zijn. 'Al n poar moal vaaln zug ik..' bevestigde de man wat mij was overkomen.
Hij stapte op zijn eigen fiets en bekeek van achter zijn grote zonnebril mijn wielerkledij. 'Messchain kinst in t vervolg beter thoes blieven. Ik dink dastoe beter bist in lekker niks doun..' 
De man reed weg en op de brug voorbij het oude gemaal zag ik hem nog steeds met zijn hoofd schudden.  
 

Erik Hulsegge

 
I