Coronacolumn (2)

© RTV Noord
Als al het vertrouwde ineens wankelt, doe dan maar eens het goede.
Zoon (4) komt buurjongen tegen op de oprit. Spelen willen ze, op het veldje voor de deur. Mijn buurvrouw komt naar buiten. 'Doen we dit nog?' vraagt ze. Ik weet het niet, zeg ik.
Op ruim anderhalve meter van elkaar bespreken we de regels die ineens ons leven hebben overgenomen. Buiten spelen mag, afstand houden moet. Wie dat bedacht heeft, heeft geen jonge kinderen.
We besluiten ze te laten gaan. Maar het blijft knagen. Kan dit nou wel of niet? En zo bespreken we nog talloze dilemma's. Over werken in een winkel en dat eigenlijk niet durven. Over een gewenst bezoek aan de kapper, maar dat toch weer afzeggen. Over een kwetsbare moeder die bij een vriendin gaat eten, 'maar wel afstand houdt hoor!'. Over zorgen en relativeren. En dan weer over onze kinderen.
Ze willen nu binnen spelen, bij de buurvrouw. Ze kijkt mij aan? Wat vind ik? Ik vind het goed. Denk ik. Ze zijn niet verkouden, ze zijn niet met een groep. Laten we die regels maar aanhouden. Of toch niet?
Zoon (7) is ook buiten. Voetballen met de buurjongen van de andere kant, een buurman helpen met het opruimen van gesnoeide takken. Zoon (4) sluit ook aan met zijn vriendje en broer. Vijf kinderen, de buurman en ik. Zijn dat niet teveel? Staan ze niet te dicht bij elkaar? Ik word boos op zoon (4) die zijn vriendje een knuffel geeft. Afstand jongens!
Ik moet boodschappen doen. De buurtsuper is veranderd in een vesting. Met plastic tussen kassa's en klanten en briefjes die waarschuwen dat je alleen moet komen. Op de grond zijn lijnen geplakt waarachter je moet wachten. Als ik dat doe wil het hekje achter de zelfscankassa niet meer open. Omzichtig wurmen een andere klant en ik ons langs elkaar.
Eenmaal onderweg laat ik me verleiden; toch ook nog even naar de markt. Ik hamster niet, maar voel wel een onbedwingbare behoefte om fruit in huis te halen. Kiwi's, bananen, appels, peren, druiven, sinaasappels; meer dan we kunnen opeten voordat het bederft misschien. Toch geeft het een geruststellend gevoel dat ik mezelf toesta.
Eenmaal in de stad ga ik ook nog twee winkels in. Eenmaal thuis komt schuldgevoel op. Wat heb ik nou gedaan, waarom moest ik zo nodig naar de stad? Ik heb afstand gehouden, alleen gepind en was thuis grondig mijn handen. Maar toch, heb ik me onverantwoord gedragen? Beide kinderen zijn inmiddels weer buiten, net als de rest van de buurkinderen zie ik. Moet ik ingrijpen? Kan dit nog?
Ik kan een heleboel, bedenk ik. Ik kan verslag doen over het virus, ik kan uitleg geven, ik kan er mensen over interviewen. En in normale tijden kan ik ook nog mijn kinderen veilig houden, voor mijn gezin zorgen, mijn naasten lief hebben en niemand kwaad doen.
Maar nu is alles anders. De normaal meest achteloos genomen besluiten staan ter discussie. Elke stap buiten de deur roept twijfels op. En de consequenties van ons handelen zijn te groot om te dragen.
Tegen hen die erover gaan zeg ik: we kunnen dit niet. Neem ons deze besluiten uit handen.