Coronacolumn (3)

© RTV Noord
Soms slaap ik zonder echt te slapen. Ik merk het als zoon (4) me rond twee uur's nachts roept omdat hij moet plassen. Ik spring op en besef dan dat ik eigenlijk al wakker was.
Ik vind het lastig, dit weekend. Na bijna drie weken in de baan als coronaverslaggever is het even genoeg. Maar neem maar eens afstand als alles om je heen corona ademt.
Niet letterlijk, gelukkig niet. Ik ken niemand die het heeft of had, heb geen dierbaren in verpleeghuizen waar ik niet naartoe kan, geen concrete dreiging in ons bestaan.
Toch is het er. Ik spreek met een bevriende moeder in zak en as. Het horecabedrijf van haar man ligt stil, het bedrijf waar ze zelf werkt dreigt kopje onder te gaan. Een vader van een schoolvriendje van zoon (7) vertelt hoe een advocaat ervoor moet zorgen dat het horecabedrijf van zijn vrouw niet stuk gaat. De pandeigenaar eist de huur op, maar inkomsten zijn er niet.
Zelf ben ik vooral moe. In dit vrije weekend wil ik veel, maar ontbreekt het aan puf. Zoveel ideeën om met de kinderen te doen in deze gekke tijd: kamperen in huis, picknicken op de grond en oneindig veel koekjes bakken; onverdeelde aandacht geven.
Net als de rest van Nederland een lenteschoonmaak houden, de tuin opknappen, kasten uitmesten. Na die werkdagen in opsluiting op zolder wil ik weer bewegen, wandelen, sporten.  
Het lukt allemaal niet echt. Bij het koekjes bakken begeeft de oven het, voor grote opruimprojecten heb ik geen ruimte in mijn hoofd, en het ontbreekt me aan rust om in volle aandacht te kunnen zijn.
Een schrale troost: de coronawereld is er nog even; nog tijd zat om te wennen.