75 jaar bevrijding: De wens van een naamloze

De Harmoniestraat in Appingedam na de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog.
De Harmoniestraat in Appingedam na de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. © Onbekend
De provincie Groningen was één van de laatste slagvelden van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Met de serie 75 jaar bevrijding Groningen staan RTV Noord en Dagblad van het Noorden dagelijks stil bij de bevrijding van onze provincie. Vandaag: Een EHBO'er die anoniem blijft, beschrijft de gevechten in Appingedam en de vlucht van duizenden.

Door Frank von Hebel

 
Canadese soldaten wisten op 23 april 1945 een deel van Appingedam te bevrijden, maar hiermee waren de gevechten nog lang niet voorbij. De geallieerden willen doorstoten naar Delfzijl, maar de Duitsers hebben de regio in een ware vesting veranderd. Duitse kustbatterijen nemen het stadje genadeloos onder vuur.
Ook de kanonnen van oorlogsschepen op de Eems staan op Appingedam gericht. Veel inwoners trekken de stad uit, niet veel later geeft de Canadese bevelhebber het bevel om Appingedam te evacueren.
Bijna zevenduizend mensen vertrekken te voet, vaak zonder eten en met weinig bagage. De meesten trekken via de noordkant van het Damsterdiep de stad uit en passeren daarbij een mijnenveld. Ze zoeken een onderkomen bij dorpen in de omgeving, velen lopen ook door naar de stad Groningen.

De verlossers naderen Appingedam

Maar er zijn er ook mensen die achterblijven, waaronder een EHBO'er die naamloos wenst te blijven. Hij schrijft een verbijsterend verslag. In de nacht van zondag op maandag 23 april zoeken ze dekking in de kelder, omdat het op het stadje granaten hagelt.
Om 05.30 uur maken ze wat melk warm in de keuken, want ze zijn verkleumd tot op het bot. En dan ziet de vrouw van de EHBO'er de eerste Canadese soldaten. 'Door een toeval zag mijn vrouw vreemde soldaten aan de overzijde van de straat. Natuurlijk moest ik mij overtuigen, dus even - heel eventjes maar - 't gordijn iets opzij, doch hoe weinig dit was, het werd direct opgemerkt door de scherpe ogen van onze verlossers.'

Noch vriend, noch vijand

'Een gerammel aan de deur beduidde ons dat zij erin wilden. Wij hadden er weleens over gesproken, dat wij noch vriend, noch vijand in huis wilden hebben. Och arme, hoe weinig wisten wij hoe het ging in oorlogsdagen, wat ik later nog menigmaal zou ondervinden.'
'Toen mijn hand heen en weer ging alsof hij dacht, ik doe het al, ik doe het niet, of een kolf van een geweer verbrijzelde het glas van de deur. Een hand gleed er door om hem te ontgrendelen of ik was hem voor. Twaalf à dertien Canadezen gleden ons huis binnen.'

'Moffen? Natuurlijk niet'

'Ze wierpen zich languit in het kantoor en in de woonkamer. Een mitrailleur werd in de gang geplaatst. Mijn vrouw werd ondervraagd waarom de deur vastzat. Ze antwoordde dat wij bejaarde mensen waren en geen gevecht in huis wensten, wat deze Hollands sprekende Canadees begreep. Op zijn vraag of er moffen waren, werd geantwoord, natuurlijk niet, zoek gerust alles maar af, wat niet nodig werd geoordeeld.'
'Twee Canadezen die gewond waren, werden door mij verbonden. De warme melk werd onder onze bevrijders verdeeld en zij werden verder van voedsel voorzien. De Hollands sprekende Canadees - zeer zeker de leider - gebood ons in de kelder te gaan, zich vooraf overtuigende of het veilig was. Daar wij hieraan geen gehoor gaven, raadde hij ons aan alles in de kelder te brengen, daar ons anders alles afgestolen zou worden.'

Bevrijd maar beroofd

Want de geallieerden nemen het niet zo nauw als op het andermans bezittingen aankomt. Een beroemde stadgenoot van de EHBO'er, mr A.T. Vos, schreef eveneens een verslag over de bevrijding, waarin hij enigszins wrang opmerkt: 'bevrijd maar beroofd'.
De Canadezen vertrekken na anderhalf uur en kort daarna wordt zijn huis door een granaat geraakt. Maar nog slaat hij niet op de vlucht, hij meldt zich bij het noodziekenhuis 'waar reeds vele gewonden en stervenden waren'. Hij schrijft lovend over de geneesheren Blink en Rinsma en de zusters. 'Nauwelijks had ik het noodziekenhuis betreden of een paar treffers vernielden het dak van de Bestuurskamer achter mij. Het was of de hel losbarstte, zo vlogen de projectielen over ons.'

Bloed loopt langs de benen

Hij brengt gewonden naar Tjamsweer en vertrekt met een collega weer naar huis. Ze zijn nauwelijks over de Oosterdraaibrug 'of een hevige kanonnade brak weer los. Niet tegenstaande ik achter een boom dekking had gezocht en mijn helm mijn hoofd beschermde, werd ik op zeven plaatsen getroffen, zodat het warme bloed mij langs de benen liep.'
Maar het letsel valt volgens hem mee en hij loopt verder naar huis. Zijn vrouw verblijft intussen in het noodziekenhuis, want - zo wordt gedacht - zou het veiliger zijn. Hij brengt de nacht door bij de overburen die een bakkerij hebben. Hij is niet de enige. De volgende dag meldt hij zich bleek door het bloedverlies weer bij het ziekenhuis.

Ouden van dagen in veiligheid brengen

'Dat het de afgelopen nacht warm aan toegegaan was, bleek wel uit de grote uittocht, die had plaatsgehad. Vele sleutels werden ons ter hand gesteld. Wij bleven zowat alleen over, daar mijn plicht mij gebood te blijven en mijn vrouw niet alléén een veiliger oord wou zoeken. Zoals reeds gezegd zocht een ieder zijn heil in het verlaten van Appingedam.'
Hij krijgt de opdracht 'zieken en ouden van dagen' in veiligheid te brengen. 's Avonds worden ze van het gemeentehuis met allerlei vervoermiddelen buiten de stad gebracht. 'Ouden van dagen, zittende op pakjesdragers der fietsen werden zo vervoerd; fietsen, volgeladen met waar ze betrekking op hadden. Zieken werden vervoerd om buiten hun woning, waar het vrij was en de Nederlandse driekleur woei te ................. sterven.'

Doden in een massagraf gelegd

Het lukt hem zijn vrouw in een vrachtwagen te krijgen, die de stad verlaat. Hij reist haar later achterna naar 't Zandt, waar ze naartoe is gebracht. Elke ochtend gaat hij terug naar een bijna verlaten Appingedam om allerhande werkzaamheden uit te voeren.
'Bij een bezoek aan ons kerkhof, waar enige slachtoffers gekist op een rij stonden, was de kanonnade zo erg, dat ik degenen, die het massagraf groeven, aanraadde om dekking te zoeken of weg te gaan.' (...) 'In Leermens zeg ik tegen de mensen, maak dat ge in huis komt, het is buiten levensgevaarlijk. Er waren net zeven voltreffers in Leermens gekomen en hadden heel wat vernield.'
Hij moet naar 't Bolwerk. De arts meldt: 'daar moet wat gebeurd zijn. Stukken armen of benen, misschien is de dood wel ingetreden.' En dan is het eindelijk, eindelijk veilig. 'Dankbaar zien we op deze dagen terug. Levensgevaarlijk was het, doch wij hadden hier geen vermoeden van. Dertig doden hebben wij te betreuren. Een klein aantal wanneer men deze bombardementen heeft meegemaakt.'

Wie is deze anonieme EHBO'er?

Hij eindigt zijn verslag met een eerbetoon aan de artsen en verpleegkundigen en merkt op dat er minder doden waren geweest indien er meer EHBO'ers waren geweest.
'Wanneer zal van Overheidswege hier ingegrepen worden, opdat eens gezegd kan worden, in geen huisgezin mag een EHBO'er ontbreken. Dit is de wens van een naamloze.'
Tot op de dag van vandaag is onbekend wie dit verslag schreef. De redactie wil graag de identiteit van de schrijver weten. Tips hierover kunnen gemaild worden naar frank.von.hebel@dvhn.nl.
Dit verslag is opgenomen in het boek 'Met eigen ogen', dat vlak na de oorlog verscheen. Het verslag van mr A.T. Vos is verwerkt in het boek 'Stemmen van de bevrijding' dat nu in de winkel ligt.