75 jaar bevrijding: de bijzondere verjaardag van Trijntje Boven

Trijntje Boven
Trijntje Boven © collectie familie Boven
De provincie Groningen was een van de laatste slagvelden van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Met de serie 75 jaar bevrijding Groningen staan RTV Noord en Dagblad van het Noorden dagelijks stil bij de bevrijding van onze provincie.
Vandaag: Trijntje Boven uit Woldendorp. Zij viert op 26 april 1945 haar verjaardag. Ze zwerft dan al dagenlang met andere gezinnen door de frontlinie.
Door: Frank von Hebel

In de vuurlinie

Trijntje Boven-Meijerhof (1921 – 1995) begint op zaterdag 14 april 1945 met een verslag over de laatste dagen van de oorlog. Ze weet het nog niet, maar over enkele dagen ligt het huis van haar gezin aan de Zomerdijk tussen Woldendorp en Wagenborgen midden in de vuurlinie.
De familie Boven, bestaande uit Trijntje, haar man en zoontje, haar ouders, zussen en broer, vlucht met buren door de weilanden en akkers. Ze zoeken dekking in sloten en slapen in de buitenlucht.
Een stuk uit het verslag van Trijntje Boven:
Zaterdag 14 april 1945.
(...) Het is deze week zeer druk geweest met vliegtuigen. Ze cirkelen de hele dag boven ons rond en gisteren zijn in de omtrek bruggen opgeblazen. We horen elk ogenblik kanonnen bulderen. Het schijnt dat de Amerikaanse legers uit twee richtingen naderen, want we horen schieten in de buurt van Winschoten en ook van Slochteren. Als we in de middag op de dijk staan, kunnen we branden zien in Nieuwolda en ook in 't Waar.
Tegen de avond komt een broer van mij ons een bezoek brengen. Een boer hier uit de buurt 'Oosterhuis' komt even later en vraagt of wij het aandurven om voor 24 uur drie Russen in huis te nemen. Die Russen zijn uit de Duitse kampen gevlucht en ondergedoken. Daar wij maar een kleine woning hebben en dus haast geen ruimte, gaat mijn man op zoek om voor hen onderdak te vinden, terwijl de Russen zolang bij ons blijven. Ze zijn bang, ze durven niets anders dan fluisteren. Eén is er bij die een beetje Duits kan, maar ik versta hem toch niet. Mijn broer begrijpt er wel iets van. Mijn man komt terug en brengt hen dan met de boot over het diep, waar ze eerst bij mijn schoonouders in de watermolen onderduiken. (...)
Tegen de middag komen de Duitse soldaten in zwermen opzetten. Ze gaan zondermeer de huizen binnen en eigenen ze zich toe. Wij zien hoe ze bij ons huis een raam uitsnijden. Eén kruipt daar door naar binnen en ontgrendelt daarna de deuren. Dan zetten ze het glas er weer in. Het zijn nu overal soldaten. Ze graven wel iedere honderd meter een gat en dan kruipen ze daar in. Onze kleine zoon praat met hen en daar zijn ze ook vriendelijk tegen.
Om ongeveer drie uur komt er activiteit in de lucht. De Canadezen beginnen in onze richting te vuren. De Duitsers sturen ons dan het veld in waar wij dekking zoeken in een sloot. We hebben gelukkig wat eten en drinken mee kunnen nemen. We zijn met elkaar 16 mensen. De fam. Maathuis is teruggegaan. Tegen half zes is het weer rustig en keren we terug naar huis. We hebben de tijd om te eten en dan beginnen de Canadezen opnieuw. We gaan nu in de kelder, want de Duitse soldaten hebben ons gezegd dat we daar betrekkelijk veilig zijn. Op de vloer van de slaapkamer, die boven de kelder ligt, hebben ze stropakken gelegd.
Om half acht zeggen de soldaten tegen ons dat we de volgende morgen om 8 uur het huis moeten ontruimen. Dan wordt er overlegd waar we het beste heen kunnen gaan. Naar Nieuwolda mogen we niet, want daar zijn reeds Canadezen en de Duitsers zijn veel te bang dat we dan verraden hoe ze zich hier ingenesteld hebben. Dan besluiten we om voor bij Huininga's boerderij het veld in gaan. De Duitsers beloven ons dat een brug in de weg die opgeblazen moet worden en die wij nog moeten passeren, tot 7 uur morgenvroeg intact zal blijven. Een gedeelte van ons is nu in de weer om zo veel mogelijk voedsel bijeen te krijgen en in te pakken wat we mee willen nemen. Dan daagt reeds de morgen.
Maandag 16 april 1945.
Deze nacht is kalmer verlopen dan de vorige. Wij moeten ons maar zolang in de toestand berusten, want het kan immers niet lang duren. Een paar dagen misschien, want wat valt er hier nu te vechten in het open veld en bij 't diep langs?
Het is nog vroeg in de morgen als we reeds verschillende groepjes mensen zien aankomen uit de richting van Wagenborgen. Het blijken vluchtelingen te zijn. De grond is hen te heet onder de voeten geworden. (...)
Woensdag 18 April 1945.
Zeer vroeg beginnen we onze bedden, kleren en voedsel op een wagen te laden. We hebben eieren gekookt en gisteren hebben ze stiekem nog een kalf geslacht en dat vlees gaat gebraden, ook op de wagen. Dan, net als er een paar man heen wil om paarden op te halen, vliegt plotseling met een hevige knal, de brug waar we nog over moeten, in de lucht. En het is nog maar half zes. Tot overmaat van ramp komen de Duitsers op ons af en sturen ons metéén weg. Zo zijn we gedwongen om alles achter te laten. Slechts het hoognodige kan mee. Bepakt en bezakt, het beddengoed op de schouders, onze voeten meteen kletsnat van de morgendauw, zo begint onze vlucht.
Eindelijk vinden we een sloot met flinke hoge wallen en haast geen water erin. We zijn dicht bij de boerderijen van Dallinga en Bosscher. Drie van ons gaan naar één van de boerderijen en vragen om zakken, schoppen en drinkwater. Twee beginnen dan met de sloot te graven en één gaat terug om stropakken te halen. Er zijn nog drie man onderweg, maar die nemen de richting naar onze wagen vol levensmiddelen en kleding. (...)
Maar de Duitsers hebben hen ook in de gaten en die zijn natuurlijk bang dat ze naar Nieuwolda willen vluchten naar de Canadezen, want als ze al een eind de laan op zijn, wordt er op hen geschoten met een mitrailleur. De jongens houden halt en dan stopt het vuren ook, maar ze proberen het weer. Zodra de paarden verder gaan, begint het vuren ook weer. Tot driemaal toe wordt het geprobeerd en dan geven de jongens het maar op. (...)
Later in de middag suizen de projectielen vlak over ons heen. Ze slaan zo dicht bij ons in de grond, dat de stukken modder in de sloot vliegen. We weten haast niet van angst waar we ons bergen zullen. De koe van mijn ouders, dat trouwe dier, staat dicht bij ons vastgestoken. Maar van angst rukt hij zich los en loopt weg, wat ons heel erg spijt, want nu zijn we de melk ook kwijt. Maar, o jongens, als het later weer rustig is, wie komt daar aan wandelen? Natuurlijk daar hebben we onze melkboer weer. Hij heeft zijn baas weer opgezocht. (...). Een boer geeft de vluchtelingen even later onderdak.
Vrijdag 20 april 1945.
Het is nog betrekkelijk vroeg in de morgen als we van verre een groep mensen in onze richting zien komen. Het zijn geen soldaten maar de fam. B. Dieterman, Juffr. Stuut en kinderen en de oude Juffr. Stuut en de heer Niekerk met zijn dochtertje. Deze mensen zijn helemaal van streek. Ze vertellen ons dat Stuut en mevr. Niekerk dood zijn achtergebleven, gesneuveld in Dieterman zijn huis. En de oude, hulpeloze Stuut hebben ze bij hen moeten achterlaten. De andere mensen zijn door de Duitse soldaten weggejaagd. Ze gaven hen geen tijd om de oude man mee te nemen. We raken door dit verhaal zo in de war dat we allemaal naar de schuilkelder in de sloot gaan. En daar horen wij dan precies wat er gebeurd is.
Het eten raakt op en de gezinnen, bijna 30 personen, trekken verder naar Borgsweer. 'Wij komen dan wel nogmaals in de vuurlinie, maar er is geen andere uitweg.' (...) De eersten hebben de laan nog niet bereikt, als er plotseling met een mitrailleur op ons geschoten wordt. De kogels suizen tussen ons door, gelukkig zonder dat iemand geraakt wordt. We laten ons vallen en kruipen door het gras en aan de kant van een sloot weer terug en in huis. Geheel ontdaan zitten we daar nu zo laag mogelijk bij de grond.
(...) 'We hebben een paar fietsen bij ons en daar worden de oude mensen op gezet. Anderen rijden ze dan bij de hand mee. Eindelijk dan zijn we bij de boerderij van Alfing. Wij worden daar hartelijk ontvangen. Allereerst wordt er voor eten gezorgd. En dat valt er in hoor. Enkelen zijn er die van de spanning nog niet direct kunnen eten. Dan worden door de mannen van stro en pakken weer slaapgelegenheden gemaakt. En ik neem de kinderen mee naar een buurhuisje waar ik ze eens heerlijk mag wassen. Daarna geef ik mezelf ook een beurt.
De fam. Stuut, Niekerk en het gezin van mijn zwager gaan verder naar Termunterzijl en ook de fam. Melinga en Hilgenga gaan verder naar hun eigen familie, die daar wonen. We hebben hier fam. Veentjer aangetroffen en vr. Maathuis. Er wordt weer een wacht ingedeeld en dan krijgen we nog muziek. Een Duitse soldaat, die hier gehuisvest is, en een van onze eigen jongens hebben een mondharmonica en daar worden dan nummertjes op weggegeven. Eindelijk, het is dan al laat geworden, gaan we slapen en we hopen een beetje in te halen van de vorige nacht.
De volgende dag, 26 april, is toch een speciale dag. Vandaag is het mijn verjaardag. 24 jaar ben ik nu. Het is een verjaardag die ik waarschijnlijk mijn hele leven niet meer vergeet. Mensen, die in het gewone leven vreemden voor me zijn, komen me nu hartelijk feliciteren. Ook van ons eigen groepje moet ik vele gelukwensen in ontvangst nemen. We hebben hier een heerlijk rustige dag en kunnen hier vrij buiten lopen. Nu de intense spanning wat geweken is, voel ik me ziek. Het wordt me alles een beetje te veel. Ik zoek een slaapstee op en laat dan verder alles maar op zijn beloop. Het lot kunnen we niet keren.
Tot zover het verslag van Trijntje Boven. Hiermee is haar verhaal nog niet afgelopen, maar na allerlei omzwervingen keren zij en haar gezin heelhuids terug op de boerderij.
Het verslag van Trijntje Boven is bijna volledig verwerkt in het boek 'Stemmen van de bevrijding'.