75 jaar bevrijding: Elf dagen schuilen in de kelder

Vernietigde Duitse legervoertuigen in Delfzijl
Vernietigde Duitse legervoertuigen in Delfzijl © Collectie Groninger Archieven
De provincie Groningen was één van de laatste slagvelden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dagblad van het Noorden staat in de serie 75 jaar bevrijding Groningen stil bij de bevrijding van de provincie.
Vandaag: elf dagen in de kelder.

Door Frank von Hebel

In augustus 1939 cirkelt een Duits verkenningsvliegtuig boven Havenstad Delfzijl. Wiert Vos (10) is één van de vele personen die omhoog tuurt. Hij is net als de anderen bij het 125-jarig jubileumfeest van het einde van de Franse bezetting. 'Er werd veel vuurwerk afgestoken, dus die Duitser kwam waarschijnlijk even kijken wat er aan de hand was', vertelt hij.

'Nee hoor mejong, er komt geen oorlog'

Niet lang daarna valt Duitsland Polen binnen. Vos: 'Ik tekende veel, vooral oorlogsschepen met vliegtuigen erboven die op elkaar schoten. Ik weet nog dat ik steeds weer aan mijn vader vroeg of er ook oorlog kwam.'
''Nee hoor, mejong', zei hij dan. 'Dat komt er echt niet.' Maar het kwam er toch. Mijn vader plakte lange repen plakband kruislings over de ramen om te voorkomen dat wij door scherven gewond zouden raken. Het Nederlandse leger liet de kranen in de haven opblazen. Die knallen zijn mijn eerste herinneringen aan de oorlog.'
Vos herinnert zich hoe de Duitsers voor het eerst in Delfzijl kwamen. 'In lange rijen met een Nederlandse politieman voorop. En zingen natuurlijk, want dat deden ze graag. Ik moet toegeven dat ik als jongen het allemaal wel spannend vond. Ach, wat weet je er ook van op die leeftijd.'

Schuilkelder in de tuin

De vader van Vos heeft een aannemersbedrijfje bij zijn woning in de Spoorstraat. Zijn vrouw Lies komt uit een schippersgezin. 'Haar broers voeren op kustvaarders. Dat was tijdens de oorlog ontzettend gevaarlijk, want schepen werden door de geallieerden beschoten en er lagen ook overal zeemijnen. Mijn vader heeft nog reddingsvlotten van lege oliedrums met een houten geraamte voor ze gemaakt. Die namen ze dan mee, mochten ze worden geraakt.'
De aannemer bouwt een schuilkelder in zijn tuin. 'Er vlogen regelmatig bommenwerpers over naar Duitsland. Het gebeurde weleens dat zo'n vliegtuig zijn lading eerder liet vallen om hoogte te winnen. Ze hadden vaak van die brand- en fosforbommen bij zich. Daarom hadden veel mensen ook emmers met zand in huis. Want als een huis door zo'n bom in brand vloog, kon je die niet met water blussen, die verspreidde het vuur alleen maar.'
Er zijn in de oorlog ook huizen geraakt. Maar men zei dat als je een bom hoorde gieren, je zeker wist dat hij jou niet zou raken. En het gebeurde inderdaad dat we er 's nachts eentje hoorden gieren. Niet lang daarna hoorden we een grote dreun. Ik ben de volgende dag op de fiets gaan kijken waar het was. Die bom was in Weiwerd gevallen. Achter woningen lag een enorme krater. Gelukkig werd er niemand geraakt.'
Elke keer als de sirenes van het luchtalarm gillen, zoekt het gezin dekking in de schuilkelder. 'Dan lagen we daar op matrassen: mijn ouders, broer, zusje en ik.'
Wiert Vos en zijn vrouw Truus (eigen foto)

'Duitse wacht richtte zijn geweer en riep dat hij zou schieten'

Vos had een gelukkige jeugd. 'Je stond er op die leeftijd eigenlijk niet bij stil. Ook niet bij het gevaar. In 1944 werd er om Delfzijl een tankgracht gegraven. Mijn vriendjes en ik vonden het leuk met een polsstok over sloten te springen.'
'Die gracht stopte bij het spoor. Daar was door de Duitsers dynamiet in de grond gestopt. Eén van ons begon eraan te sjorren en een Duitse soldaat zag dat, richtte zijn geweer en riep dat hij zou schieten. Wij er als een haas vandoor natuurlijk. We lieten onze polsstok liggen. Ontzettend jammer, was een mooi ding.'
Na de lagere school gaat hij naar de rijks-hbs in Appingedam. 'Maar die werd gevorderd. Toen gingen we naar de ulo-school in Appingedam. Ook gevorderd. We zaten ook nog even in een van de vergaderzaaltjes in de pastorie van Solwerd en ook nog in de kantine van de strokartonfabriek De Eendracht.'
'De Duitsers kregen in de ulo-school aan het Molenbergplein in Delfzijl allerlei cursussen, onder meer met explosieven. Op een dag hoorden we een enorme knal. Eén van die explosieven, ik denk een landmijn, was afgegaan. Dode soldaten hingen in de raamkozijnen. Foutje.'

Duitse soldaat schiet op zijn vader

Zijn vader werkt als vrijwilliger bij de luchtbeschermingsdienst. 'Hij moest dus ook 's avonds aan oefeningen meedoen. Maar de Duitsers kwamen met steeds strengere maatregelen. Je mocht op den duur ook na 20.00 uur niet meer op straat zijn.'
'Mijn vader had natuurlijk wel toestemming, maar het kon nog behoorlijk gevaarlijk zijn. Een wacht heeft op een avond bij de Waterpoort op hem geschoten. Mis, gelukkig. De kogel heeft jaren in de kozijnstijl van de winkel naast ons huis gezeten.'
'Op de dijk, vlak bij waar nu het museum staat, stond Duits luchtafweergeschut dat op bommenwerpers schoot. Wij gingen dan de volgende dag op straat naar scherven zoeken. Nabij het geschut lag ook een mijnenveld. Een jongen is daar in terechtgekomen en een Duitse soldaat is nog achter hem aan gerend.'

Mijnvenveld

Op 18 april 1945 loopt de 15-jarige Meindert Hollander per ongeluk het mijnenveld in en stapt op een mijn. De Duitse soldaat Otto Tumbrink probeert hem nog te redden, maar ook hij raakt één van de mijnen. Beiden sterven aan hun verwondingen.
De stad Groningen is dan al twee dagen bevrijd en niet lang daarna naderen de Canadezen de zogeheten Delfzijl-Pocket, waar ze tot hun verbijstering merken dat de Duitsers in de regio rondom Delfzijl grote verdedigingswerken hebben opgeworpen. De familie Vos zit niet in de schuilkelder die in de tuin is gegraven.
'We waren in 1943 naar de Waterstraat verhuisd. Tijdens de gevechten zaten we in de kelder. Maar we zaten er niet alleen. Mijn oom, tante en neefje waren er ook. Daar hebben we zeker elf dagen gezeten. Mijn moeder ging af en toe snel even naar de keuken om wat eten te maken.'
'Mijn oom wilde wel eens zien wat er buiten gebeurde. Hij ging het dak op. Later vertelde hij hoe de Canadezen op de dijk schoten. De Duitse soldaten rolden er volgens hem vanaf. Het was natuurlijk ontzettend gevaarlijk wat hij deed.'
 

'We zijn vrij, we zijn vrij'

Op het laatst werden de beschietingen steeds heviger. Een buurman die een stevige kelder had, nodigde ons bij hen te schuilen. De buurman had ook een zoon en de buren naast hun zaten er ook met drie kinderen. Daar zaten we hutjemutje.'
'Maar dat vond ik niet het ergste. We kregen droge mous, dus boerenkool, te eten. Ik vond dat ontzettend smerig. Op den duur komt de dochter van de boekenzaak Dost de winkel binnen rennen en roept: 'We zijn vrij', riep ze. 'We zijn vrij.' Ik weet nog dat ik dacht: had je dat niet eerder kunnen zeggen. Had ik die mous niet hoeven eten.'

'We hebben geluk gehad'

'Buiten stond er een Canadese soldaat die met een Duits Lügerpistool op een gevel stond te schieten. Was ladderzat. Een schooljuf is met hem gaan praten. Toen zagen we de ravage in de straat. De Baptistenkerk op de hoek van de Oranjestraat stond in brand. Canadezen hadden met een vlammenwerper naar binnen geschoten, omdat er Duitsers zaten.'
De Baptistenkerk, de kosterswoning en kapperszaak ernaast zijn helemaal afgebrand. 'Er lagen ook blindgangers, kleine bommen aan parachutes. Ze waren afgeworpen door Typhoons. Er lag er ook eentje tegen de zijgevel van ons huis, maar het bleek dat er pamfletten in zaten. Waarschijnlijk waren die voor de Duitsers bedoeld en stond erop dat ze zich moesten overgeven.'
De bommenwerpers werpen drie keer een lading bommen op de artillerie van de Duitsers, zonder al te veel resultaat. En niet alle bommen raken hun doel. 'De laatsten kwamen in de Havenstraat en in de haven terecht. Een echte granaat was dwars door onze muur gegaan.' Hij glimlacht. 'We hebben geluk gehad.'