Conservator Groninger Museum overleefde corona: 'Bewondering voor al het personeel'

Egge Knol herstelde van het coronavirus
Egge Knol herstelde van het coronavirus © René Walhout/RTV Noord
Egge Knol, conservator van het Groninger Museum, werd een half jaar geleden geveld door het coronavirus. Hij balanceerde een paar dagen op het randje van de intensive care, maar bleef aan de goede kant. Nu blikt hij terug.
Op zaterdag 7 maart reist Egge Knol voor het Groninger Museum naar kunstbeurs Tefaf in Maastricht. Een groot evenement waar handelaren van over de hele wereld hun waar tonen. Strenge coronamaatregelen gelden dan nog niet, want Limburg telt pas één besmetting. Knol doet gewoon waar hij voor komt en keert terug naar Groningen. De vrijdag erop sluit zijn museum de deuren.
Op maandag is Knol in het museum. De conservator vult zijn tassen om aan een periode van thuiswerken te beginnen. Helemaal fit is hij niet. Dat zien anderen ook. ‘Volgens mij hoest je te veel’, merkt een leidinggevende op. Die adviseert Knol naar huis te gaan.
Woensdag verergeren zijn klachten. Het hoesten gaat nu gepaard met hoofdpijn, koorts, een grieperig gevoel en vermoeidheid. Knol belandt op bed. Benauwd is hij niet. Hét signaal van een coronabesmetting zou hij ook later niet krijgen.
Op vrijdag onderzoekt de huisarts hem. Blijven liggen en niemand ontmoeten, klinkt het advies. Dat hij corona heeft, is dan nog niet duidelijk. ‘Maar het akelige gevoel bekroop me dat ik weleens serieus ziek zou kunnen worden’, blikt Knol terug.

Op een stoel in de aanhanger naar het Martini

Zoals bij veel coronapatiënten komt de echte klap na ruim een week ziekte. Op maandag rest voor Knol niets anders dan de gang naar het ziekenhuis. Zijn zus brengt hem. Maar vanwege het besmettingsgevaar mag Knol niet bij haar in de auto zitten. Ze bedenkt een alternatief.
‘Ik heb in de aanhangwagen op een stoel gezeten’, vertelt Knol. ‘Zo zijn we naar het Martini gereden. Die aanhanger kon ze daarna twee weken op een parkeerplaats zetten, zodat het virus weg zou gaan.’
Bij het Martini moet Knol in zijn eentje naar binnen. Wie in die dagen niets in het ziekenhuis te zoeken heeft, wordt opgeroepen weg te blijven. Na de voordeur staat hij er dus alleen voor. De coronatest die volgt, geeft een dag later de verwachte uitslag: corona.
De toiletruimte bij de beurs was de ideale plek voor het virus om zijn slag te slaan
Egge Knol - Ex-coronapatiënt
Knol denkt terug aan de beurs in Maastricht. Vooral aan het ‘kleinste kamertje’ van beursgebouw MEC. ‘De toiletruimte was onwaarschijnlijk klein. Daar is een 25 centimetersamenleving nog niet mogelijk.’ Hij noemt de ruimte nat en bedompt. ’De ideale plek voor een virus om zijn slag te slaan.’ Omdat meerdere bezoekers besmet raakten, sloot de beurs vier dagen eerder dan gepland.

Als Groninger tussen de zuiderlingen

In het Martini krijgt Knol een bed op de coronazaal. Beelden daarvan kent hij alleen van het nieuws, uit China, Italië en Zuid-Nederland. Nu ligt hij er als Groninger zelf. Uitzonderlijk, want in Groningen liggen voornamelijk coronapatiënten uit Brabant en Limburg. Knol krijgt dan ook meermaals de vraag of hij ook uit Brabant komt.
Zijn longen hebben het zwaar, maar het virus krijgt hem er niet helemaal onder. ‘Ik lag een paar dagen op het randje van de intensive care, maar de Optiflow heeft me net gered’, zegt hij over het apparaat dat dagenlang onder hoge druk zuurstof naar Knols longen pompt. Een behandeling waar artsen al vroeg in de crisis de meerwaarde van zagen.
Wat dat betreft is het voor Knol een zegen dat er zoveel Brabanders in het Groningse ziekenhuis liggen. ‘Dat was een spoedcursus voor al het personeel. Een jaar geleden wist nog niemand dat deze ziekte zou komen. Het was dus voortdurend ontdekken.’
Dat Knol uiteindelijk niet over ‘het randje’ gaat, dankt hij misschien ook wel aan zijn algehele gezondheid. ‘Ik ben de afgelopen jaren behoorlijk afgevallen en heb een goede conditie. Bovendien heb ik nooit gerookt. Zeker weten doe je het nooit, maar dat heeft me mogelijk behoed voor een ernstiger ziekteverloop.’
Van de schoonmakers tot de verplegers en de specialisten; iedereen deed zo opgewekt mogelijk in die rottige situatie
Egge Knol - Ex-coronapatiënt

Bewondering voor het personeel

In de ruim twee weken dat hij op de corona-afdeling van het Martini ligt, krijgt Knol mee hoe het ziekenhuis met de crisis omgaat. Hij ziet hoe karretjes met eten ontsmet worden na gebruik op de ‘vieze zaal’ en hoe volledig ingepakte verpleegsters elkaar nog nauwelijks herkennen. ‘Bewonderenswaardig’, noemt hij de instelling van het personeel.
‘Van de schoonmakers tot de verplegers en de specialisten; iedereen deed zo opgewekt mogelijk in die rottige situatie. Met daarbij een serieus risico dat ze de ziekte zelf zouden oplopen.’
Hij ziet ook hoe het Groningse personeel de ‘zuiderlingen’ op de afdeling verzorgt. ‘Een verpleegkundige zag hoe een patiënt te weinig schonen kleren bij zich had. Ze nam een pak Biotex mee en deed de was voor die mevrouw.'
Het strenge bezoekverbod op de afdeling hangt wel als een loden last om Knols schouders. Veel wil hij daar liever niet over kwijt. ‘Dat was niet mooi, niet fijn. Punt.’

'Niet luchtig doen over corona'

Na vijftien dagen verlaat Knol het Martini. Beter is hij dan nog bepaald niet. ’Voordat ik een beetje kon functioneren en mensen mocht ontmoeten, was ik vijf weken verder.’ De ziekte hield hem al met al twee maanden in haar greep. Voor mensen die luchtig over het virus doen, heeft hij dan ook geen begrip.
‘Mensen die de regels nu aan de laars lappen, brengen zichzelf en de wereld in gevaar. Het is een akelige ziekte. Denk daar maar aan als je een hekel hebt aan mondkapjes, of terugverlangt naar disco's waar je lijf tegen lijf staat.’
Iedere hand die je niet geeft en iedere schoon karretje, is winst ten opzichte van het virus
Egge Knol - Ex-coronapatiënt
Zijn eigen leven bestaat grotendeels uit een bubbel met zo min mogelijk contacten. Knol werkt veel thuis en heeft nagenoeg geen bijeenkomsten. ‘Dat is niet leuk, maar wel nodig’, zegt hij daarover. Afstand houden is heilig voor hem. ‘En ik ben zeer consequent met het afspuiten van winkelmandjes. Ik weet dat dat heel hard nodig is. Iedere hand die je niet geeft en iedere schoon karretje, is winst ten opzichte van het virus.’
Bang om zelf nog een keer besmet te raken, is Knol niet. Daar is hij te nuchter voor. ‘Ik heb toch ook wel vertrouwen in mijn sterke lijf. Daardoor was mijn uitgangspunt goed. Maar ik heb het wel zwaar gehad. Het is echt een rotziekte.’