Deze dag: Terroristen plegen aanslag op Gasunie

Agenten zoeken naar aanwijzingen na de bomaanslag
Agenten zoeken naar aanwijzingen na de bomaanslag © Nationaal Archief
Om vier uur ’s nachts kleurt de hemel roze. Er verschijnt een enorme vuurbal aan de horizon met daarboven een rookwolk in de vorm van een paddenstoel. Internationale terroristen plegen, zo blijkt later, een aanslag op een verdeelstation van Gasunie in het Brabantse Ravenstein. Het is 6 februari 1972.
Het Nieuwsblad van het Noorden zoekt de daders in eerste instantie dicht bij huis. De leider van een groepering die zich ‘Noordelijke Sabotageploeg’ noemt, reageert verheugd op de gebeurtenissen. Want het zou betekenen ‘dat de mensen niet alles maar nemen’, zegt woordvoerder Catrinus Annen tegen de krant. De Sabotageploeg dreigde eerder de gastoevoer naar het Westen en Zuiden af te sluiten, als Den Haag ‘niet bereid was meer aardgasbaten in het Noorden te laten’.
Zelfs Plopatou wordt om commentaar gevraagd. De opvallende verschijning die jarenlang door het straatbeeld van Groningen paradeerde, blijkt ook ‘leider van het Anarchistisch Syndicaat in Groningen’ te zijn. Zijn reactie: ‘ik houd er niet van iets anoniems te doen….er zijn trouwens nimmer grote stappen door het syndicaat ondernomen’.
De inmiddels overleden stadsfiguur Plopatou
De inmiddels overleden stadsfiguur Plopatou © Archief van Beno Hofman
Naast Ravenstein is het verdeelstation in Ommen doelwit op hetzelfde tijdstip in deze nacht in de geschiedenis. Daar wordt nauwelijks schade aangericht omdat de belangrijkste explosieven niet ontploffen. De links-radicale actiegroep ‘Rode Jeugd’ komt nog even op de radar van de politie, maar als snel eist de Palestijnse terroristische groepering ‘Zwarte September’ (‘El Fatah’) de verantwoordelijkheid op. Het is menens.
Politieman Jan Blaauw, in die tijd hoofdinspecteur, wordt een half jaar later naar Parijs gestuurd, waar vlak daarvoor twee verdachten zijn aangehouden wegens moord op de Syrische schrijver Kannou. Het gaat om een Algerijn en een Franse journaliste. Blaauw kijkt mee, hoe de twee bekennen de aanslagen in Nederland te hebben gepleegd.
Maar hoe zit het met de opdrachtgevers? Bij gijzelingen, kapingen en terreuraanslagen worden altijd eisen gesteld. Niet na de aanslagen op de verdeelstations van Gasunie. Was het om de kwetsbaarheid van het gas te laten zien en zo de Nederlandse overheid schrik aan te jagen?
De aanslag vernielde twee van de zes filters, waardoor de gaslevering met miljoenen kubieke meters per dag verminderde. ‘Als het deze week gaat vriezen, komt de gasvoorziening in Zeeland, Brabant en Limburg onmiddellijk in gevaar’ is een dag later in het Nieuwsblad van het Noorden te lezen.
In ‘Onder professoren’ schreef Willem Frederik Hermans over Groningen: ‘Het stadje was te klein om voor meer dan de helft door gekken te worden bewoond, zoals de grote steden, maar toch te groot dat iemand Poux Partout (‘overal luizen’) voor de enige dorpsidioot zou houden’. Plopatou is literatuur geworden. Hij was een kleurrijk Stadjer. Maar zeker geen misdadiger, die een hand had in de aanslag op Gasunie.
Die terreurdaad is op het conto te schrijven van Arabische terroristen. Vlak daarop werd ‘Zwarte September’ berucht in de hele wereld door de aanslag op het Israelisch team tijdens de Olympische Spelen in München, 1972. Gronings gas is een voetnoot in de wereldgeschiedenis geworden.
Gasunie liet na de aanslag meteen weten, dat er rond de 8 duizend kilometer gasbuis in de Nederlandse bodem op enorm veel punten geknoeid zou kunnen worden: ‘We zouden een leger op de been moeten brengen om dat allemaal te kunnen beveiligen’. Het bleef bij die ene aanslag, ook toen het verzet tegen de Groningse gaswinning groeide. Hij werd 49 jaar geleden gepleegd op deze dag, 6 februari 1972.