Column: Pieter Smitbrug

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Plotseling word ik nieuwsgierig. Hoe zal ie in het echt zijn? Ik heb op de sociale media al wat mooie plaatjes en trotse teksten van gedeputeerde Fleur voorbij zien komen. Maar ik wil ‘m echt belopen, ‘m echt voelen. Dus trek ik de stoute wandelschoenen aan.
In goed gezelschap, heel goed gezelschap zelfs, loop ik in de winterse avondlucht door een besneeuwde Zeeheldenbuurt. Wij kiezen de snelste koers over het vroegere Zandpad, nu de Witte de Withstraat. De straatnaam van deze zeeheld is in mijn stad niet verloren gegaan in een merkwaardige opgelaaide en weer gedoofde hedendaagse discussie.
We nemen op haar aandrang het slingerpaadje naar de dijk, waar ooit mijn huis stond dat ik bewoonde met een andere zeeheld: Johan de baggerkapitein. Hoe dichterbij we komen, des te drukker wordt het op het paadje en de laan er naar toe.
Een man, een vrouw, een klein meisje en twee nog kleinere hondjes die voor ons aan de kant gaan, een groepje jongens dat ons steeds dichter achterop komt, een fietser die ‘Moi’ zegt. De geluiden in de sneeuw klinken vrolijk blij.
Even zijn we in verwarring waar de opgang is. De verwarring slaat ook op mijn blaas. Het zal eerder de kou zijn, maar ik trek mij met haar toestemming - ze doet niet zo moeilijk - terug achter het elektriciteitshuisje om er even later verlicht weer achter vandaan te komen.
Verlicht is ook het oplopende toegangspad. Een moeder en dochter komen ons vriendelijk groetend tegemoet. De zwarte contouren van de brug doemen op in het licht van de sneeuw. Pieter Smitbrug staat op een bord langs de kant.
Eenmaal boven, echt op de brug, geeft het een apart gevoel. De langste wandel- en fietsbrug van Europa. Een brug over een oer-Gronings kanaal en een snelweg, een brug tussen een oude en een nieuwe stad, een brug genoemd naar een immens geliefde maar helaas veel te vroeg overleden burgemeester. Die ik bovendien goed heb gekend.
Ik maak een foto met mijn telefoon. De lange rij lichtjes in de omheining van de brug en de verlichte borg uit wilgentakken met in de verre verte in het groot licht van lantaarnpalen mensen zo klein als poppetjes.
De Pieter Smitbrug
De Pieter Smitbrug © Erik Hulsegge
Het doet me denken aan de fakkeltocht. Een optocht van honderden mensen met in hun hand een brandende toorts, een optocht in de strijd tegen kanker. Een gedenkwaardige aanloop naar een Samenloop voor Hoop, ergens op een laatste winteravond in 2018, een maand voor de dood van de burgemeester.
In die fakkeltocht liep ik met fakkel naast hem, naast Pieter, helemaal voorop. Ik voelde me door het vele publiek in de straten opgelaten, als een verkeerde paus in een verkeerde pausmobiel die snel een zijstraatje in wil schieten.
De burgemeester in zijn lange jas met hoed niet. Pieter keuvelde tegen mij alsof we op een terras een biertje dronken, tussendoor even zwaaiend of een vriendelijk woord naar een belangstellend toeschouwer. Ik voelde zijn warmte, de geborgenheid in zijn gezelschap, waardoor het opgelaten gevoel verdween.
Op de brug is het komen en gaan van blij pratende en vriendelijk groetende mensen. Ik herken de vrouw met wie ik als tiener op zeilkamp was geweest en wij halfnaakt een Fries meer in doken, een immer lachende man die gast was in de Noordmannen, een mooi stel waarmee ik een bowlingbaan onveilig maakte.
Ook komt ons een vrouw tegemoet die decennia terug tijdens de viering van oud en nieuw met een fles champagne in haar hand mij vroeg om in gezamenlijke afzondering het nieuwe jaar gepast in te luiden. Ik dat aanbod zeer aanlokkelijk vond maar het verlegen afsloeg omdat ik gebonden was aan een andere vrouw.
‘He moi’, zegt een man die al voorbij is gelopen en mij herkent. Ik weet dat ik hem ook ken maar kan even niet thuisbrengen waarvan en zeg ook ‘Moi’. Zo gearmd met haar op de brug voel ik geen opgelatenheid. Ik voel dat het goed is. Ik voel iets van trots.
We lopen 800 meter brug helemaal af en keren dezelfde weg terug om voor de avondklok weer thuis te zijn. Aan het eind van onze brugtocht draai ik me nog een keer om. De brug is vol schaduwen en contouren van mensen. In de lange laan naar nummer 13 sterven de blije geluiden weg.
Nog dezelfde avond zet ik de foto van de brug in het winterse avondlicht op Facebook. Mensen reageren massaal. Ook zij voelen diezelfde trots die ik voelde. Zoals de zus en moeder van Pieter. ‘Prachtig zo’n mooie brug naar mijn zoon vernoemd, ben er erg trots op’, schrijft moeder Tini. ‘Het was een geweldig kind, we missen hem erg’.
Ik denk nog een keer aan het beeld van al die mensen op de hele lange brug. Evert, de broer van wijlen de burgemeester, beschrijft het ook met trots en met het gevoel van zoals Pieter was.
‘Ik weet zeker dat Pieter alles van bovenaf heeft meegemaakt’, reageert hij en weet ook wat zijn broer daarboven heeft gezegd:
‘Het mot nait gekker worden…’

Erik Hulsegge