Molukkers in Marum blij met brief burgemeesters: 'Het begint met erkenning'

V.ln.r: Lucas Bernard, Jacob Sahertian en Johan Hattu.
V.ln.r: Lucas Bernard, Jacob Sahertian en Johan Hattu. © Niels Timmerman/RTV Noord
Het is rijkelijk laat. Toch zijn leden van de Molukse gemeenschap in Marum verheugd met de oproep van burgemeesters om het hun aangedane leed te erkennen. ‘Diep in mijn hart ben ik blij’, zegt Lucas Bernard van stichting Talitha Kumi.
In buurtcentrum Bunga Pala van de Molukse gemeenschap in Marum zitten Jacob Sahertian (70) en Johan Hattu (65) van de wijkraad aan tafel met Lucas Bernard (52).
Het biljart verderop is afgedekt met een houten plaat en het tafelvoetbalspel staat in de hoek. De tafels en stoelen die normaal gesproken verspreid staan door de kantine, staan nu hoog opgestapeld tegen de muur. Vanwege corona is Bunga Pala al een poos hermetisch afgesloten.

Kloppend hart van de wijk

Normaal gesproken is het buurtcentrum het kloppend hart van de Molukse wijk in Marum. Vroeger zaten de voormalig KNIL-militairen hier te kaarten. Uit de keuken, waar de vrouwen stonden te koken, stegen de geuren van Molukse gerechten op.
‘Toen wij jong waren, had je geen mobiele telefoons om elkaar te bellen of te appen’, zegt Bernard. ‘Je wist dat je vrienden hier ook naartoe kwamen. Nu gaan kinderen meer hun eigen weg. Maar toch organiseren we hier nog vaak activiteiten.’

Molukse wijk in Marum

De Molukse gemeenschap in Marum telt zo’n vijfhonderd leden, binnen en buiten de eigen wijk. In de vier straten rond Bunga Pala – de Gruttostraat, Leeuwerikstraat, Kievitstraat en de Merelstraat – wonen 250 Molukkers. Samen vormen zij de Molukse wijk. Komt er in die straten een huis vrij? Dan overlegt de woningbouwvereniging met de wijkraad aan wie de woning wordt toegewezen.
Een maquette van kamp Nuis in het Molukse buurthuis Bunga Pala in Marum
Een maquette van kamp Nuis in het Molukse buurthuis Bunga Pala in Marum © Wiebe Klijnstra/RTV Noord
Sahertian, Hattu en Bernard zijn samengekomen in het buurthuis om de brief van een groep burgemeesters te bespreken. Daarin wordt opgeroepen om het aangedane leed bij Molukkers te erkennen en met hulp over de brug te komen.
Koud onthaal van Molukkers in Nederland
De eerste Molukkers arriveerden op 21 maart 1951 in Rotterdam, afgelopen zondag zeventig jaar geleden. Het ging om militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) met hun gezinnen. In totaal kwamen er 12.500 inwoners van de Molukken naar Nederland.
Na de onafhankelijkheidsstrijd werden de KNIL-militairen in Indonesië gezien als landverraders, omdat ze onder de Nederlandse vlag vochten. De regering besloot ze daarom naar Nederland te brengen.
Vlak na aankomst werden de Molukkers ontslagen uit het leger. Ze werden met hun gezinnen ondergebracht in kampen die tot kort daarvoor door de Duitse bezetter waren gebruikt, met de belofte dat Nederland zich hard zou maken voor een onafhankelijke Molukse staat: de Republiek der Zuid-Molukken. Die kwam er nooit.
Wat een tijdelijk verblijf van maximaal zes maanden zou moeten zijn, werd een permanent bestaan onder zware omstandigheden. Een groep van 250 Molukkers werd ondergebracht in Kamp Nuis. In 1964 werd het kamp gesloten en verhuisden de oud-militairen met hun gezinnen naar de Molukse wijk in Marum.
Wat vinden jullie van de brief?
Sahertian: ‘Natuurlijk is het prettig dat er nu wat gebeurt. Alleen zeventig jaar na dato, dat is toch wel heel erg laat. Want de meeste KNIL-militairen, de mensen waar het eigenlijk om gaat, zijn er niet meer. In Marum is er niemand van de eerste generatie die nog leeft.’
De burgemeester van het Westerkwartier, Ard van der Tuuk, was niet op de hoogte van de brief. Hij heeft maandag contact met u gezocht om alsnog zijn steun uit te spreken. Hoe verliep dat gesprek?
Bernard: ‘Hij bood meteen zijn verontschuldigingen aan, omdat de manier waarop het is gegaan vrij knullig overkomt. Dat past ook wel een beetje bij de geschiedenis die we samen hebben. Toch waarderen we dat de burgemeester heeft toegezegd dat hij de brief alsnog gaat ondertekenen.’
In de brief beschrijven de burgemeesters de ontvangst in Nederland in 1951 als een ‘koude douche’. Wat voor impact had dat?
Sahertian: ‘Ik zag dat mijn vader heel teleurgesteld was. Er was hem beloofd dat hij kon terugkeren naar een eigen onafhankelijke staat, maar Nederland kwam haar beloftes niet na. Wij kinderen zijn opgegroeid met de frustraties van onze vaders.’
Bernard: ‘Ze kwamen rechtstreeks uit een oorlog. Tegenwoordig zouden ze de diagnose PTSS krijgen, maar onze vaders werden ontslagen. Trotse militairen kwamen in een kamp terecht. Ze mochten zelfs hun eigen uniform niet meer dragen. Hoe erg wil je iemand raken?’
Hattu: ‘Ik denk dat onze moeders de ware helden zijn. Zij hebben de gezinnen bij elkaar gehouden.’
V.l.n.r: Johan Hattu, Jacob Sahertian en Lucas Bernard.
V.l.n.r: Johan Hattu, Jacob Sahertian en Lucas Bernard. © Niels Timmerman/RTV Noord
Weten wij in Nederland te weinig van de geschiedenis van de Molukkers?
Bernard: ‘Dat denk ik wel. Veel mensen stellen vragen als: hoe zijn jullie hier eigenlijk gekomen, was dat in de tijd van de gastarbeiders? Nederlanders herinneren zich vaak alleen de treinkapingen of de gijzeling van de school in Bovensmilde. Maar daar gaat een hele geschiedenis aan vooraf. Die moet ook worden verteld. Je kunt geen toekomst hebben zonder de geschiedenis te kennen.’
Dus er moet eerst bewustwording komen.
Bernard: ‘Absoluut. De hobbels uit het verleden moeten verdwijnen.’
Sahertian: ‘Ik vergelijk het met de voorruit van een auto. De achteruitkijkspiegel is klein, toch kijken we er iedere keer naar. We willen vooruit maar worden steeds met de geschiedenis geconfronteerd.’
Wat kan de overheid doen?
Bernard: ‘Het begint met erkenning. Als je niet erkent dat iets fout is gegaan, dan loop je voor je verantwoordelijkheden weg. Als de regering begint met ‘sorry’, dan is ze al een heel eind op weg. En we vragen helemaal niet om een financiële genoegdoening. Daar gaat het ons niet om.’
Koning Willem-Alexander heeft vorig jaar ‘sorry’ gezegd tegen Indonesië. Hoeveel zijn excuses van hem voor u nog waard?
Bernard: ‘Dat maakt het wel een stuk lastiger. Het doet pijn dat de koning sorry zegt tegen de vijand, want zo voelen wij dat. Molukkers zijn daar voor koningin Wilhelmina gestorven. In plaats van dat hij zijn excuses aanbiedt voor wat ons is aangedaan, zegt hij sorry tegen Indonesië. Daarmee spuugt hij de Molukse, Indische en Nederlandse KNIL-soldaten in het gezicht.’
De eerste Molukkers kwamen  70 jaar geleden aan Rotterdam
De eerste Molukkers kwamen 70 jaar geleden aan Rotterdam © ANP
Deze brief is verstuurd namens burgemeesters. Wat kan de gemeente zelf betekenen?
Bernard: ‘De burgemeester kan helpen ons verhaal te vertellen. Denk je dat in dorpen aan de andere kant van de gemeente Westerkwartier bekend is dat in Marum een Molukse gemeenschap zit? Ik denk het niet.’
‘Met de stichting Talitha Kumi beschermen we de Molukse geschiedenis en cultuur. Toch is het elk jaar weer een strijd om subsidie te krijgen. Daarom vind ik het initiatief in Tiel zo mooi. De gemeente heeft de graven van KNIL-militairen de beschermde status gegeven. Dat zijn kleine dingen, maar ze helpen wel.’
Heeft u er vertrouwen in dat er nu daadwerkelijk wat verandert?
Hattu: ‘Ik denk dat alle Molukkers zullen zeggen: eerst zien, dan geloven.’
Sahertian: ‘Ja, want we zijn al zeventig jaar aan het lijntje gehouden. Ik moet eerlijk bekennen dat ik daarom twijfel. Diep in mijn hart ben ik ook blij dat dit er nu ligt. Maar het blijft een oproep. Wat de regering ermee doet, dat blijft de vraag.’