Sportclubs Haren en Ten Boer gaan meer betalen: 'Verbazing en verbijstering'

Ballen langs de kant bij een voetbaltraining
Ballen langs de kant bij een voetbaltraining © Martin Cusiel/RTV Noord
Een meerderheid van de gemeenteraad van Groningen heeft ingestemd met de nieuwe tarieven voor sportclubs. Dat besluit zorgt bij voetbalclubs in Haren en Ten Boer voor een kostenstijging van enkele duizenden euro's per jaar. De onvrede is dan ook groot.
Door de herindeling van Groningen, Haren en Ten Boer is er sprake van verschillende tarieven voor de huur van een sportzaal of trainingsveld. Nu de gemeenten zijn samengevoegd wil het college van burgemeester en wethouders de tarieven gelijktrekken. Het wordt gelijkgetrokken met het geldende tarief van de stad en dat ligt hoger dan de dorpen gewend waren.
Dat besluit gaat ervoor zorgen dat een middelgrote voetbalvereniging in Haren van drieduizend euro per jaar aan veldhuur naar zo'n negenduizend euro per jaar gaat. Voetbalclubs in Groningen krijgen ook met een kostenstijging te maken, maar die verhoging is minder groot dan in de voormalige gemeenten Haren en Ten Boer.

Politieke verbazing over maatregelen

Tijdens het debat van dinsdagavond stond de coalitie lijnrecht tegenover de oppositie. 'Waarom? Waarom kiest het college hiervoor', vraagt Rene Bolle (CDA) zich af. 'Verbazing en verbijstering', zegt Amrut Sijbolts (Stadspartij). 'Wat de belangenvereniging van sportend Groningen zegt, doet er niet toe', vervolgt hij. 'Zeker niet wanneer het niet aansluit bij wat er achter de burelen wordt bedacht.'

Wat krijgen de clubs ervoor terug?

VV Glimmen, VV Haren en VV Gorecht trokken eerder al aan de noodrem en dat doen ze nog altijd. Namens hen doet VV Glimmen-voorzitter Klaas Hommes het woord. Hij vindt dat er na dinsdagavond nog altijd veel onduidelijkheid is. De clubs krijgen met dit besluit dus een flinke kostenverhoging te verstouwen. Ze weten echter niet wat er tegenover die verhoging staat.
De clubs willen, voordat de verhoging wordt doorgevoerd, eerst duidelijke afspraken maken met de gemeente over onder meer het onderhoud van de sportaccommodatie en het gebruik van de kleedkamers. Door de herindeling moeten ook daar nieuwe afspraken over gemaakt worden.

Onvrede bij Sportkoepel

Sportwethouder Inge Jongman heeft met dit besluit in elk geval geen punten gescoord bij de belangenbehartiger van sportend Groningen: De Sportkoepel Groningen. Die organisatie is opgericht door de amateursportverenigingen en behartigt hun belangen.
De koepel was ook betrokken bij het besluit om de sporttarieven te verhogen, maar staat daar niet achter. Bovendien is men naar eigen zeggen niet gekend in het uiteindelijke voorstel. De gemeente zegt van wel.

'Waarom geen ander scenario?'

CDA-raadslid Bolle neemt het tijdens de discussie op voor de Sportkoepel. 'Waarom wordt er niet voor een ander scenario gekozen, een scenario dat de Sportkoepel ook voorstaat?' Bolle vindt het niet kunnen dat de argumenten van de Sportkoepel terzijde worden geschoven.
'We hebben met de sportkoepel goud in handen, er zijn meer dan 90 verenigingen bij aangesloten.' Het CDA denkt dat het negeren van de Sportkoepel grote gevolgen gaat hebben. 'Ik ben bang dat we het goud in de Diepenring gooien en het er niet zomaar uitgevist krijgen.'

Sportkoepel noemt het besluit 'disproportioneel'

Sportkoepel-voorzitter Bram Reudink wil vooralsnog niet naar buiten treden met een uitgebreide reactie. Desgevraagd laat hij wel weten dat het huidige besluit door zijn organisatie als disproportioneel wordt gezien. De Sportkoepel beraadt zich op de verdere samenwerking met de gemeente. Voorzitter Reudink voelt zich niet serieus genomen door de wethouder.
Coalitiepartij PvdA wil de rol van de Sportkoepel wel enigszins nuanceren. 'Het lijkt wel of hier het idee speelt dat de kennis buiten de gemeente ligt en dat men hier maar wat doet als college', zegt Jan Pieter Loopstra, die het besluit van de wethouder wel een goed besluit vindt. 'De Sportkoepel is een adviesorgaan. Het college mag zelfstandig beslissen.'
Het hogere sporttarief zal de komende zes jaar trapsgewijs worden ingevoerd.