Column: Virusfenomeen

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
In de wachtkamer van het Academisch zit een vrouw met vriendelijke ogen die boven het mondkapje de wereld in staren. Het gezicht vertrekt even als ze op haar horloge kijkt en de blik naar de deur gaat waar ze waarschijnlijk al lang achter had moeten verdwijnen.
Een man op gele boerenklompen zonder mondkapje komt de wachtkamer binnen. ‘Schiere klompen’, zegt een oudere man met mondkapje die er al zit. De man op klompen gaat naast hem zitten en ze zetten een boom op over klompen. De oudere vertelt dat hij ze altijd aan had op de scheepswerf. Voor de veiligheid. ‘t Vuur kwam der wel in, mor noeit op joen vouten.’
Een man met en een man zonder mondkapje gemoedelijk ‘kwedelend’ over Ainrommers, Tripsen en Zweedsen. Ik vraag me ineens af of de man zonder mondkapje wel gevaccineerd is. In het Academisch kun je zo naar binnen, merkte ik toen ik uit de lift vanuit de parkeergarage kwam. Je hoeft geen QR-code of testbewijs laten zien. Ook niet bij het ziekenhuisrestaurant.
Da's toch best gek, mijmer ik met een bekertje chocolademelk uit de machine in de wachtkamer. In het café op de hoek, het restaurant in de oude bakkerij, het terrasje onder de toren. Je moet bewijzen dat je coronavrij bent. In een ziekenhuis hoeft dat niet. Duizenden mensen die daar per dag samenkomen. Daar waar kwetsbare mensen liggen, waar onmisbare mensen aan het werk zijn. Je kunt er zo in en uit lopen. Ergens klopt er hier iets niet, is mijn conclusie.
Ik heb eigenlijk niet zo’n zin om me te mengen in de discussie over wel of geen vaccinatie. Een discussie steeds verhitter, steeds bozer en - zo voel ik het - steeds gevaarlijker. Dat is niet de reden waarom ik me er niet mee wil bemoeien. Ik vind het namelijk moeilijk om over te oordelen. Er zitten zo veel kanten aan. Menselijke, medische, wettelijke, politieke.
Voor de goede orde: U heeft het mij niet gevraagd, want dat mag niet, maar ik ben een geprikt mens. Een dubbel geprikt mens zelfs. Over dat prikken hoefde ik niet lang na te denken. Ook al met de gedachte aan een vrouw die mij erg dierbaar is. En als u haar zou kennen, en misschien doet u dat wel, zou zij u ook dierbaar zijn.
Waarschijnlijk zat ik op de dag dat zij besmet werd met corona bij haar in de kamer op anderhalve meter afstand. Dat was begin dit jaar, nog ver voor de coronaspuitoperatie. Drie dagen later belde ze met een schuldige stem dat ze corona had. Even vreesde ik voor mijn eigen hachje, maar hoe ik ook voelde, ik voelde me kerngezond. En dat bleef zo.
Zij niet. Ze is jong en supersportief. Liep zelfs een hele marathon. Dan denk je: dat is zo weer over. Maar dat ging het niet. De mooie jonge supersportieve vrouw werd doodziek. Zo ziek dat ze niks meer kon. Alleen in huis op de bank of in bed liggen met de gordijnen dicht; geen geluid, geen licht, geen prikkels. Want die kon ze niet verdragen.
Dan denk je, ach dat gaat zo wel weer over. Maar nee, nu bijna een jaar later is ze alle medische hulp ten spijt, nog steeds niet weer ‘op de kloeten.’ Long covid is de onheilspellende naam van dit virusfenomeen.
Alleen al voor haar zou iedereen een prikje moeten nemen, zou je zeggen.
Ik ken een man die geen prikje heeft genomen. Die geen prikje wilde. Uit gewetensbezwaar, omdat hij het niet vertrouwt. Dat het niet goed kan zijn, wat je krijgt ingespoten. ‘Wat een wappie’, hoor ik velen van u nu denken.
Ik ken de man als een weldenkend mens. Een aimabel en grappig mens ook. Een man met het hart op de juiste plaats. Ach, hij is wel eens tegen de keer in. Maar zijn ‘klein hartje’ hoor je kloppen in zijn rebelse woorden.
Hij staat altijd klaar voor een ander. Altijd klaar voor de minderbedeelden. Voor de mensen die niet de juiste paden kunnen bewandelen in deze complexe wereld of voor wie het geluk altijd harder liep. Hij komt voor ze op. Hij wijst ze de weg.
Een opa, wiens kleinkinderen zielsveel van hem houden. Hem omhelzen als de liefste opa van de hele wereld.
Die man wil geen prikje. Waarom is dat?, vraag ik me af als ik de man met klompen zonder mondkapje er een uit zie trekken en de klomp toont aan de oudere man met mondkapje naast hem.
Wantrouwen, denk ik. Wantrouwen ten opzichte van de gevestigde orde, wantrouwen tegen de politieke leiders, wantrouwen tegen de macht. En dat zit diep geworteld. Dat stamt uit de tijd, dat hij in armoede opgroeide. Dat hij zag wat die armoede met mensen deed. Hoe er tegen hen aan werd gekeken.
Maar is dat alsmaar groeiende wantrouwen zijn schuld? Nee, dat is de schuld van de macht, de schuld van het verdorven politieke apparaat. Op het Binnenhof lopen meer liegende en bedriegende politici dan ‘mieghummels’. Het is een onophoudelijke stroom van egoïsme, leugens, list en bedrog, waanzin en criminaliteit. Ik hoef hier alleen aardbevingen en toeslagenaffaire te noemen en dat is nog maar een hele dikke top van de ijsberg.
Het wantrouwen zit - net als bij de man die ik ken - bij vele anderen zo diep dat het er nooit meer uit te krijgen is. Mensen zonder prik en mensen met prik zullen nooit bij elkaar komen. Maar laat het ons niet uit elkaar drijven, laat de haat het niet winnen.
‘Een land, een mens gedijt niet in haat, wij hebben liefde nodig’, zei iemand van de week op de radio. En respect zou ik er aan toe willen voegen. ‘Make love not war’ , zoals de Canadese zanger dichter Rod Mckuen zelf zegt ooit te hebben verzonnen.
Met de man die ik ken, en ik weet bijna wel zeker met de man op klompen in de wachtkamer, zal het nooit oorlog worden. Deze week ga ik bij een niet-geprikte man op bezoek. Elk aan een kant van de tafel. Koffie, poffert en respect ertussen.
En ik weet zeker dat de mij zeer dierbare vrouw met long covid niet anders zou willen.

Erik Hulsegge