Column: De dingen die verdwijnen

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
De la van de kast in de slaapkamer ‘stoekt’ een beetje. Ik geef een beste drukker en hij schuift mooi in het gelid. Mijn blik valt op een bult sokken bovenop de kast. Tja, denk ik, ‘t is wat. Hoe kan dat toch?
Een witte sportsok, een dikke blauwe skisok - ik heb trouwens nog nooit op ski's gestaan maar de sokken zijn wel lekker warm - een geitenwollen sok, een nette sok met kleine racefietsjes erop en drie effen gewone zwarte en donkerblauwe sokken.
Allemaal soorten sokken, waar maar eentje meer van is. De sok die erbij hoort, is spoorloos verdwenen. Ik heb het stapeltje sokken al een paar maanden op de kast liggen en het wordt alsmaar groter. Ik hoop steeds dat de bijbehorende sokken weer opduiken, maar ik vrees vergeefse hoop.
De vorige stapel van een stuk of elf enkele sokken heb ik maar weggegooid. Die zijn nooit meer herenigd.
Nou heb ik wel eens gehoord en volgens mij is er ook al vaker over geschreven, dat die sokken verdwijnen in de wasmachine. Nou was niet zo lang geleden mijn wasmachine stuk. Reparateur Hansie Wasmesjien heeft ‘m helemaal uit elkaar gehaald en ik stond er met de neus bovenop, maar geen sok onder of achter de trommel te vinden.
Ik heb mijn kledingkast ook wel eens overhoop gehaald. Ook daar niet. Ergens moeten ze zijn, zou je denken. Iets kan toch zomaar niet verdwijnen. Maar ik let er nu een beetje op en ik merk dat er wel meer om mij heen verdwijnt.
Pennen bijvoorbeeld. Op de redactie van Noord hebben we van die dikke oranje Noord-pennen. Collega Karel is de opperpenuitdeler. En die deelt er wat uit en zeker aan mij. Het ene moment heb ik er nog twee en een uur later geen een meer. En geen collega die het weet. Die kijken me wat wazig aan van: die is gek. Maar echt. De pennen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Vraag Karel maar.
En wat dacht je van kwarkpotdeksels. Ik ben dol op kwark. Wel van een bepaald merk en van een bepaalde supermarkt. Als ik mijn favoriete sinaasappelkwark uit de schappen wil pakken, heb ik een chagrijnmoment omdat er geen doorzichtig plastic deksel op de kwarkpot zit.
Vaak zijn het ook nog de laatste twee exemplaren van mijn favokwark. En dan zonder deksel. Alleen met een folietje erover. En zo kun je de kwark toch niet goed bewaren. Ik met mijn hoofd onder en achter in het schap. Alles wat er ligt: geen deksel. Zou er soms een kwarkpotdekseldief bestaan?
Het wordt nog gekker. Mijn bestek-la bijvoorbeeld. Ik heb minstens tien lepels en nog meer messen. Maar vorken. In het middelste vakje liggen de vorken. Ik heb er nog vier. En dat zijn ook nog vorken gecombineerd met oud bestek. Hoe kan dat in vredesnaam? Ik heb ook al met mijn hoofd in de afwasmachine gezeten. Behalve oude prut en een heel oud zilveren theelepeltje, was er geen vork te bekennen.
Ik vraag me hier hardop af hoe de vork hier nu echt in de steel zit. Die kunnen toch niet zomaar verdwijnen? Of heb ik de laatste tijd te veel hooi op mijn vork genomen dat ik gek aan het worden ben.
Misschien is dit alles wel een metafoor voor het echte leven. Ook in het echte leven verdwijnen dingen zomaar ineens. Dierbaren die plots naar een andere wereld gaan, liefdes die zomaar verwelken, en zoals elke herfst: de bladeren die van de bomen vallen.
Wat me de laatste tijd opvalt, is dat ook werknemers verdwijnen. Sinds de corona zijn er grote tekorten aan personeel. In de zorg, in de horeca, in de bouw, in het onderwijs, in het transport, in de agrarische wereld. Ik zou bijna zeggen waar niet. Er is geen boerenknecht, IC-medewerker, schooljuf of stukadoor meer te vinden.
Waar zijn al die mensen gebleven? Tja, er is enige oversterfte door corona maar dat kan de oorzaak toch niet zijn. Over corona gesproken. Onze vrijheden verdwijnen ook weer als sneeuw voor de zon. ‘s Avonds mag je helemaal niks meer. Niet winkelen, geen schuimend biertje in het café op de hoek. Ook een lekker kogelbiefstukje in het restaurant schuin tegenover de kerk is na vijf uur uit den boze. Een uurtje gezamenlijk sporten als amateur zit er ook niet meer in. We lijken af te stevenen op een grote lockdown.
Word ik, worden we met z’n allen, worden sokken, kwarkpotdeksels, vorken, werknemers, langzaam maar zeker het zwarte gat ingezogen? Ik weet het niet meer. Wat ik wel weet is dat we met z’n allen een week lang Black Friday zijn ingezogen. En onze portemonnee leeggezogen.
Maar er is hoop. Vrijdagmorgen na het douchen lag er ineens een witte sportsok op mijn trap. Naast mijn sleutelbos en onder mijn bruine badjas die ik er had neergelegd om mee naar boven te nemen, lag ie te liggen.
Hij kwam me meteen bekend voor. Er ging een spreekwoordelijk lampje branden. Ik nam de sok en de badjas mee naar boven. Hing de badjas in mijn slaapkamer op het haakje en stond met de witte sok in mijn hand. Ik keek naar de kast.
In de stapel enkele sokken, zag ik het wit van een sportsok. Het zal toch niet. Ik rukte de sportsok tussen de andere sokken vandaan en hield ‘m met de andere omhoog in het licht van de spotjes aan het plafond.
En ja. Precies dezelfde sok met het aparte randje bij de enkel en de twee lichtgrijze blokjes op de wreef. Ik beschouw het ook maar als een metafoor voor het leven. Er is altijd een ouwe sok, er is altijd licht. Er is altijd hoop.

Erik Hulsegge