Column: Mannenavond

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Vier pijpjes bier op tafel. In het midden een schaal met ‘dreuge worst’, stukjes kaas en een moderne fles met nootjes ernaast. Moeders en dochter des huizes zijn verbannen naar oma.
Vier vrienden, klaar voor een echte mannenavond.
We trappen af met het laatste medische nieuws van Vriend 1, de staat van de ziekenhuizen en de paardenstaartjes van het vrouwelijk ziekenhuispersoneel. Al ras gaat het gesprek over drank en vrouwen. Het ene bijna niet los te zien van het andere.
Een man die midden in de nacht straalbezopen roepend van beneden een mooie vrouw op drie hoog een aanzoek doet. ‘Laiverd, ik hol van die!!’ Zij er helemaal niets van hoort omdat haar slaapkamer aan de andere kant van de flat is.
Een andere man die al even bezopen van een barkruk valt in het gezelschap van dezelfde mooie vrouw en languit op de grond liggend ‘Ik bin nait doen nait’ roept.
Het gesprek komt op andere vrouwen uit het verleden. Een voor een worden ze beschouwd in de wereld van toen en in de wereld van nu. Soms met bewondering, soms met verwondering en soms met trieste toon omdat gezamenlijke vriendinnen, prachtvrouwen, veel te vroeg zijn overleden.
Plotseling horen we geklop op het zijraam. In het licht van de lamp boven de tafel ontwaren we het lachende gezicht van Vriend 5. ‘Moi schedels’ is zijn traditionele begroeting dwars door het glas.
Vriend 1 weet niks van de komst van Vriend 5. Het is een verrassing. Niet zozeer de komst van Vriend 5, maar wel wat hij heeft meegenomen: Een plof, een brommertje. Niet zomaar een brommertje. Geen Kreidler. Geen Zundapp. Nee, een Tomos. Een oranje Tomos met hoog stuur uit de zeventiger jaren.
Het was ooit het brommertje van Vriend 1. Die scheurde er eind zeventiger jaren trots mee door de stad. Meisje achterop. Het ultieme gevoel van vrijheid van een jongen van zestien. Na zijn tienerjaren deed hij met een spijtig gevoel zijn oranje trots over aan Vriend 5. Het gevoel van spijt werd met de jaren alleen maar groter.
Menigmaal verhaalde Vriend 1 over zijn Tomos van vroeger, zijn Tomos van dik veertig jaar geleden. Wat hij niet wist, is dat zijn plof al die jaren bewaard is gebleven. En dat Vriend 5 met Vrienden 2, 3 en 4 het plan hadden gesmeed Vriend 1 te verrassen.
Vriend 1 draait hele zware rondjes in de medische mallemolen. En in de mallemolen van het leven. Hoog tijd voor een hart onder de riem, voor een oppepper, vinden zijn vrienden.
Vriend 5 heeft zijn bestelbus met daarin de Tomos op de oprit geparkeerd. Vriend 1 wordt mee naar buiten gelokt. ‘Most eem mitkommen. Wie hebben wat veur die.’ Als de schuifdeur van de bestelbus opengaat, weet Vriend 1 niet wat hij ziet. In het laadruim staat een oranje brommer met hoog stuur versierd met slingers vastgesjord aan scheerlijnen. ‘Veur die en hai dut t ook nog.’
Die blik, een mengeling van ongeloof, verbazing en blijdschap als hij zijn Tomos, zijn brommer van vroeger herkent, zal ik nooit vergeten.
Terug aan tafel gaan we gewoon weer verder met bierdrinken. De verhalen worden sterker en sterker. Een man die straalbezopen met zijn eend in het kanaal rijdt. De Citroën 2CV blijft eerst een poosje drijven. Als de wagen met de kont wegzakt, doet de man het portier open, stapt op de motorkap en springt kurkdroog op de wal. Op het droge ziet hij dat de eend kopje onder gaat, maar dat de koplampen gewoon blijven branden. De man bedenkt zich niet duikt het water in, zwemt naar zijn auto en doet de lampen uit.
Een straalbezopen man die voor de ogen van een handvol sterke mannen in zijn eentje een voor de kroeg geparkeerde 2CV optilt.
De verzameling groene flesjes bier op het aanrecht in de keuken neemt ondertussen grote proporties aan.
Een man die met zijn herdershond over het spoor van Winschoten naar Schanze naar de Beersterkoele loopt om te zwemmen. De herder die zo afgemat raakt door al dat geploeter dat de man met de herder op zijn nek andermaal de weg over het spoor terugloopt naar huis.
Diezelfde man ‘s zomers een krat bier aan een touw op meters diepte in de Beerster Koele zet zodat hij altijd ‘kol drinken’ heeft. Het touw op een dag loslaat en de man daarna nog jaren in de zwemplas naar zijn kratje bier heeft gedoken, maar ‘m nooit terug heeft kunnen vinden.
We kijken foto’s van de kroegtijd van weleer. Foto's van lang vergeten jongens en meisjes, mannen en vrouwen die het benevelde geheugen doen oplichten.
Een man die bij zijn bezoek aan het café letterlijk de glazen opeet. Het glas kauwt alsof het kauwgom is en vervolgens gewoon doorslikt. ‘Hai mout mor nait weerkommen aans hol ‘k gain glas over’, was het commentaar van de kroeghouder geweest.
‘As de piepen vol binnen’ nemen vijf mannen afscheid met een knuffel. Lopend naar huis is de weg iets langer dan de heenweg.
God, wat mis ik die avondjes. Ik wil dat alles weer normaal wordt.

Erik Hulsegge