‘Groningen Seaports en NOM spraken voor hun beurt over datacenters’
Directeur Cas König van Groningen Seaports en Wubbo Everts van de NOM lopen veel te ver voor de troepen uit wanneer zij stellen dat Groningen een ideale plek is voor de bouw van datacenters. Dat stellen coalitiepartij GroenLinks en oppositiepartij Partij voor het Noorden.
König en Everts stellen in een artikel in het Financieele Dagblad dat in de Eemshaven ruimte is voor meerdere grote datacenters.
'Politiek aan zet'
Daarmee spreken beide heren voor hun beurt, zegt Statenlid Bas de Boer (GroenLinks) ‘De politiek is hierover eerst aan zet. Het past niet bij bedrijven die de publieke zaak dienen om zo vooruit te lopen op besluiten die grote impact hebben op ons landschap en onze schaarse energievoorraad’, legt De Boer uit.
Zijn collega Dries Zwart strijdt ook al langer tegen de komst van megadatacenters in Groningen. ‘De politiek dient eerst besluiten te nemen en een visie te ontwikkelen, onder andere voor dit soort bedrijven.’
Wulfse: 'Niet zo gek'
De Boer stelde woensdagochtend voorafgaand aan de commissie vragen aan gedeputeerde Mirjam Wulfse (VVD). Die heeft minder problemen met de uitspraken van Groningen Seaports en de NOM, de investerings- en ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland.
‘De NOM en Seaports acquireren voor de provincie Groningen. Dat de NOM gebieden in kaart brengt voor projecten als deze vind ik niet zo gek. Zij kijken ook verder vooruit, want wat zich over een paar jaar vestigt of wil vestigen, is zich nu aan het oriënteren.’
Wulfse erkent wel dat beide organisaties ‘voor de troepen uitlopen.’
‘Maar degenen die erover gaan zitten hier in de Staten’, zo probeert ze De Boer en Zwart gerust te stellen.
'Je wekt verwachtingen bij databoeren'
Henk Marquart Scholz (Ons Groningen) is het eens met GroenLinks en Partij voor het Noorden. ‘Het is niet gepast. Je wekt toch verwachtingen. Straks gaan er allerlei databoeren hiermee aan de haal. Ik wil het college oproepen om Groningen Seaports en de NOM erop te wijzen die niet in het openbaar te doen, om zo geen verwachtingen te wekken.’
Wulfse noemt dat ‘een goede suggestie’. ‘Maar die is ook al uitgevoerd. We hebben er breed met elkaar over gesproken. Ik denk dat dergelijke uitspraken niet tot verwachtingen of suggesties zal leiden.’
