Column: Het gevoel dat je iets mist maar niet goed weet wat het is

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Ken je dat gevoel dat je iets mist, maar je weet niet goed wat het is? Ik heb dat wel vaker. Van de week nog. Ik had beloofd om bami voor mijn moeder te maken. Ik op weg met een hele puut vol ingrediënten aan het stuur van mijn Fongers.
Groenten, rode pepers, knoflook, mienestjes, pindakaas, kipfilet en nog een doosje eieren. Ergens knaagde steeds dat gevoel dat er iets miste. In moeders keuken zette ik de wok op het vuur, sneed de groenten, twee pepers, drie teentjes knoflook en de kipfilet.
Moeders keek belangstellend toe wat ik allemaal deed. Ik veegde de kip van de snijplank in de knetterende olie en en stak het vuur onder de pan met water aan. 'Wat doe je er eigenlijk door?', hoor ik achter mij de belangstellende stem van mijn moeder. De vraag klinkt door in mijn hoofd. Er door? Ik leg de snijplank op het aanrecht en denk nog een keer: Er door?
Verdold. Was ik daar de kruidenmix vergeten. Het gevoel dat er iets miste, had het weer eens bij het rechte eind. Gelukkig hebben moeders nog altijd iets in een keukenlaatje en kreeg de bami de smaak die het verdiende.
Het gevoel dat er iets niet is wat er wel moet zijn, borrelde laatste ook thuis op. In de woonkamer om precies te zijn. Het gevoel kwelde mij al heel lang. Het zeurde ergens in mijn achterhoofd. Door het woord spinnenwiel kwam ik erachter.
Voor een Groningse vertaling van het sprookje Doornroosje was ik op zoek naar het Groningse woord voor spinnenwiel. Je weet wel; zo’n ouderwets houten apparaat waar je vroeger van wol garen mee spinde.
Er schoot mij niet meteen een goed Gronings woord voor spinnenwiel in het hoofd. Spinnerad, goarenrad… Nee, dat gaf geen goed gevoel. En waar kon ik het beter vinden als in mijn Nieuwe K. ter Laan uit 1952.
Mijn Groninger bijbel staat altijd op dezelfde plek in het midden van de boekenkast, in het zicht. Je kunt ‘m gewoon niet missen. Hij staat er altijd als een schilderij aan de muur. Ik ‘m pakken. Althans dat wilde ik. Maar de K. Ter Laan stond niet op zijn vertrouwde plek. Hij stond niet waar-ie altijd stond. Het eerste wat door mijn hoofd schoot was dat ik ‘m onbewust al heel lang had gemist. De tweede gedachte was: woar kin dij nou wezen?
Hoe ik ook zocht, vinden deed ik de ouwe taalreus niet. Dus weet ik nog steeds het Groninger woord voor spinnewiel niet. En weer had mijn gevoel gelijk.
Laat ik dat gevoel van dat er iets mist nu ook hebben als ik door mijn stad wandel, hardloop, fiets, autorijd. Steeds bekruipt mij weer de gedachte dat er iets niet is wat er wel zou moeten zijn. Ik heb dat gevoel, denk ik, sinds een week of drie.
Ik kan er niet echt opkomen. Onder de douche pijnig ik mijn hersenen. Een winkel, een beeld, een kroeg? Dat zou kunnen, maar dat is het niet. De molens draaien nog, de verrekte fontein die geen fontein is, watert nog net zo slecht, d’Olle witte staat nog fier overeind en het carillon speelt als nooit tevoren.
Het lied van de toren schalt over de binnenstad als ik op weg ben naar de boekhandel. Onderweg kom ik Willy van de krant tegen, de vrouw van de bakker groet vanachter de toonbank en ik rij een oude liefde achterop die zich een hoedje schrikt en een kleur krijgt als ze mijn tronie plotseling naast zich ontwaart.
Ik zet mijn fiets tegen het grote etalageraam van de Timmermansen, pruts aan mijn slot dat niet meer zo lopies gaat als het zou moeten en grabbel naar een mondkapje in mijn jaszak. Die zit er dus niet in. Heb ik weer. Op de deur van de boekwinkel staat met grote letters ‘Mondkapje verplicht’. Tja, dat wordt terug naar huis.
Mits komt er een man van PostNL in oranje-blauwgrijze pak naar buiten. Zijn wagen staat voor de deur geparkeerd. Hij gooit iets achterin en stapt dan voorin in zijn bestelauto en rijdt weg. Ineens weet ik het. Ineens weet ik wat ik mis in de straten van mijn stad.
Het is Koosie. Koosie de postbode, Koosie de folderloper en ooit Koosie Hollyfood. Koosie is er altijd. Sinds mensenheugenis. Waar je ook bent, altijd komt Koosie om de hoek, staat-ie druk met zijn handen wiegelend met iemand te praten, staat-ie voor je raam te zwaaien, gooit-ie luidruchtig het pak met folders in je bus of fietst hij zijn langzame tred op zijn bezorgersfiets op weg naar huis.
Koosie zou er moeten zijn. Maar Koosie is er niet. Koosie is niet dood, Koosie is niet ziek, mocht je dit nu denken. In het oude jaar nog fietste ik door de winkelstraat. Dat mag eigenlijk niet, maar in de lockdown waren de winkels op slot en was de winkelstraat gewoon een wandel- en fietsstraat.
Ineens stond Koosie midden in dezelfde winkelstraat met zijn armen hoog in de lucht als sein dat ik moest stoppen. ‘Ik mout die even wat vertellen’, zei Koosie. ‘Dammeet zugstoe mie hier nait meer.’ Ik wist niet wat ik hoorde. Hoezo zie ik Koosie niet meer?
Koosie gaf direct antwoord op mijn gedachte. ‘Ik gaai verhoezen, verhoezen noar Stad hin.’
Dat kan niet waar zijn. De man die onlosmakelijk aan mijn stad verbonden was, ging nu naar de stad Groningen.
Koosie die mij ooit diep in de uitgaansnacht naar huis bracht omdat mijn fiets was gestolen, ik stomdronken was en geen geld meer had voor een taxi. Koosie die bij de signeersessie van mijn eerste boek een compleet orkest regelde om de boel in de boekhandel wat op te vrolijken. Hij mij daar een dikke envelop met veel te veel inhoud in mijn handen drukte omdat hij zo blij voor mij was, dat er een boek was.
Die Koosie is wat er mist in mijn stad. Dat is het. Ik mis de kleur die Koosie gaf aan mijn stad. Dat is het gevoel van wat er niet is maar wel zou moeten zijn.
Koosie woont nu bij het Noorderplantsoen en maakt zijn postrondes door de grote Stad.
De K. Ter Laan staat inmiddels weer op zijn op plek in de boekenkast. De taalbijbel lag al maanden in een plastic zak achter in mijn auto. Ik had het woordenboek gebruikt bij een gastles op een basisschool en was vergeten dat ik ‘m op de achterbank had gelegd.
Dat van het Groninger woordenboek en de bamikruiden kwam allemaal op stee. Dat van Koosie niet. Die zien we niet meer in onze stad. Hurrr... Wat ga ik hem missen. Nee, ik mis ‘m nu al, als nooit tevoren. Ga je goed ouwe reus.

Erik Hulsegge

Oh ja, K. Ter Laan gaf voor spinnenwiel het Groningse spinnewail. Weet jij een mooier woord? Laat het me weten: ehulsegge@rtvnoord.nl