Column: Zet m in zien vaaier

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Het vouwen van de was is niet mijn grootste hobby. Grote handdoeken, kleine handdoeken, theedoeken, nette sokken, dikke sokken, onderbroeken en muts. Het vliegt allemaal door mijn handen en ligt in stapeltjes op het bed. Ding..dong..ding..dong..ding..dong..dong..dong.
De bel. Ik laat de was de was en snel de trap af naar beneden. Ik zie door het ijzeren rooster het silhouet van een man voor de deur staan. Als ik opendoe, herken ik hem eerst niet. Een dikke jas met capuchon en daaronder een zuidwester met flappen verbergen zijn identiteit.
'Moi schele', zegt de stem onder de zuidwester en capuchon. Ik had het kunnen weten. Het is Geert. 'Ha, doe kaalf', zeg ik. Geert ken ik van de kroeg. Maar door de corona- en cafécrisis heb ik m al in geen tijden gezien. 'Beste poeste wiend nait', zegt Geert als er een plastic puut met vliegende vaart voorbij waait en hij naar binnen stapt.
'Kovvie?', is mijn vraag naar de bekende weg. Even later zitten we elk aan een kant van de tafel in de achterkamer met een kop koffie en twee meelkoekjes voor ons. 't Wordt weer tied', zegt Geert. Ik weet meteen dat hij het over een bezoek aan het café heeft. 'Mörn eem noar De Klos?' Ik schud van nee. 'Kin t nait wachten. Eem mit meisje weg', leg ik uit.
'Ik haar t al heurt', is Geert kennelijk op de hoogte van mijn nieuwe liefde. Geert was lange tijd zelf ook vrijgezel. De kroeg en ook zijn moeder dachten dat hij nooit een vrouw zou krijgen. Maar opeens had-ie beet en goed ook, zo vertelde hij.
Het verhaal gaat trouwens dat het net andersom was.
Zij, een leuke moderne vrouw uit de Randstad, had hem via zijn buurvrouw, die een collega van haar is in het verzorgingshuis, geschaakt. En twee maanden woonde ze in het huis van Geert achter op loane.
'Doe woonst ook op n maal nummer', begint hij ineens malend op zijn koekje over het feit dat ik op nummer 13 woon. 'n Heul min nummer', zegt hij dan uit de grond van zijn hart. Ik heb het idee dat Geert nogal bijgelovig is. 'Veurege week zundag was t ook de dattiende', gaat hij verder. Ik reken even terug en het klopt. Het was vorige week zondag 13 februari.
'Doe hest Haarm Koning zien moe ook wel kint toch?' Ik knik. Harm Koning zat vroeger bij mij op de Havo en kwam uit het dorp aander kaant daip. Zijn moeder liep altijd een beetje mank. Dan begint Geert zijn verhaal over de moeder van Harm Koning.
De Konings woonden op de Klinkerweg. Op nummer 13. Op vrijdag 13 oktober 1978 ging moeders op de koffie bij vrouw Ekamper die een dorp verderop woonde. Exact om drie minuten over tien stapte ze op de fiets.
Precies op dat tijdstip stapte Hendrik van Dijk van de Napweg nummer 13 even verderop in het dorp in zijn Volkswagen Kever.
Aan het eind van het Molenstreekje wilde moeder Koning linksaf slaan de Veenweg op. Hendrik van Dijk achter het stuur van zijn Kever zag op dat moment net een bekende van hem, die in de tuin aan het grasmaaien was. Even toeteren. Even zwaaien.
Daardoor zag hij niet dat de fietsende moeder Koning overstak. Beng!!!. Kletsboembamkinkeleking en Moeder Koning vloog over de motorkap, klapte tegen de voorruit van de auto en belandde met een boog op het wegdek.
Van Dijk schrok zich letterlijk en figuurlijk een ongeluk. Hij stapte meteen uit en ontfermde zich over de kermende Vrouw Koning. 'Mien bain. Mien bain.' Intussen was ook de grasmaaiende man van het Molenstreekje erbij gekomen en het duurde maar even of de politie uit Winschoten en de ambulance arriveerden ook op de plek des onheils.
Vrouw Koning was intussen bijgekomen van de schrik en had al weer flink wat praatjes. 'Ik haar ook nait weggoan mouten op vrijdag de dattiende', verklaarde ze haar ongeluk. Door die opmerking kwam het gesprek op het ongeluksgetal 13.
En tot ongeloof en verbazing van iedereen hadden ze allemaal één grote overeenkomst. De politieman uit Winschoten, de ambulancebroeder van De Grooth, de grasmaaiman, Hendrik van Dijk en Vrouw Koning. Allemaal bleken ze op nummer 13 te wonen.
Mijn ongeloof is al net zo groot als bij de mensen in het verhaal. 'Dat kin nait woar weden', zeg ik tegen Geert die mij triomfantelijk aankijkt over zijn verhaal. 'Zeker wel', zegt Geert. 't Het zulfs in kraante stoan, in de Winschoter.' Als Geert zegt dat het in de krant heeft gestaan, dan is het zo. Ik complimenteer hem met zijn mooie verhaal.
Volgens Geert moet je heel goed oppassen wat je doet op de dertiende. 'En dat wait ik mor al te goud', zegt hij er meteen achteraan. Zondag 13 februari staat in zijn geheugen gegrift. Ik vermoed weer een verhaal. En ja. Hij had zijn Chantal vorige week een Valentijnscadeau gekocht. 'Joahoa, een Zet m in zien vaaier', versta ik.
'Een Zet-m-in-zien-vaaier?', vraag ik hardop. Geert kwam oorspronkelijk van het Hogeland, van Oldenzijl, tegenover t Baalkjepad. Daar spreken ze net even anders Gronings. Ik vraag me af of ik het wel goed heb verstaan.
'Joa man, n Zet-m-in-zien-vaaier.' Volgens Geert had het in de krant gestaan dat dat het beste Valentijnscadeau ooit was. Ik veronderstel een nieuw Hollands gezelschapsspel. Dat spel klopt nog wel, maar gezelschap... Geert vindt het maar raar dat ik het niet weet.
Hij had de Zet-m-in-zien-vaaier besteld via internet in Veendam. 'Waist jawel, van dij speultjes veur vraauwluu.' Er begint me iets te dagen. In het Dagblad had vorige week zaterdag iets gestaan over het meest populaire seksspeeltje voor vrouwen: de satisfyer.
Volgens de krant is de Satisfyer Pro het beste Valentijnscadeau ever. Geert had de volgens hem 'Zet-m-in-zien-vaaier' diezelfde zaterdag besteld. De volgende dag werd-ie al bezorgd, precies op het moment dat Geert even tanken was met zijn auto. Chantal, nieuwsgierig als ze is, had het pakje meteen opengemaakt.
Bij thuiskomst had Geert nog nooit zo'n blije Chantal gezien. 'Dat is toch mooi Geert', zeg ik. 'Iedereen blij en dat op zondag de dertiende.' Geert kijkt helemaal niet blij. Integendeel. Hij kijkt alsof hij z'n laatste oortje heeft versnoept. Alsof hem een ongeluk is overkomen.
'Zie het m nou elke oavond in zien vaaier en ik mor toukieken.'
Erik Hulsegge