200 jaar geleden: drie helden redden de Martinitoren van de ondergang

Martinitoren en Grote Markt rond 1935
Martinitoren en Grote Markt rond 1935 © Groninger Archieven/J. Hiddema jr
Het had niet veel gescheeld of we hadden 200 jaar geleden geen Martinitoren meer gehad. Op 8 maart 1822 werd de toren door de bliksem getroffen en vloog in brand.
Door heldhaftig optreden van een aantal Groninger burgers kon de toren worden gered. Maar de prijs was hoog: twee Stadjers, waaronder de hoofdcommissaris van de politie, kwamen om het leven tijdens bluswerkzaamheden.

Alarm

In de Provinciale Groninger Courant werd een paar dagen later uitvoerig verslag gedaan van het gebeuren: ‘Op den 8 dezer, des morgens omtrent kwartier voor vieren, sloeg de bliksem alhier in de St. Martini toren en trof het bovenste gedeelte van den pijnappel aan de Noordzijde. Al spoedig werd de brand ontdekt….’
Er werd alarm geslagen maar door de bulderende orkaan die er woedde hoorden niet veel Stadjers dat. Maar mensen die dicht bij de toren woonden, kwamen onmiddellijk in actie.
Provinciale Groninger Courant dd. 12 maart 1822
Provinciale Groninger Courant dd. 12 maart 1822 © Delpher

Brand in een stenen toren?

De Martini lijkt een massief stenen toren, maar schijn bedriegt. De onderste drie transen, tot een hoogte van 68 meter, zijn van steen. Maar de bovenste twee transen en de ‘pijnappel’, die ronde kroon helemaal boven op de toren, zijn gemaakt van hout bekleed met lood, zink en koperen platen. Dat kun je ook zien, want dat bovenste deel van de toren heeft een andere kleur. En binnen in de toren is ook veel hout verwerkt, onder meer voor ophanging van de klokken en het carillon.

Brand in de pijnappel

De brand woedde in de houten pijnappel in de top. De eersten die boven in de toren aankwamen waren de kloksteller en zijn assistenten. Zij begonnen onmiddellijk de brand te blussen met emmers water. Het was niet de eerste maal dat de Martinitoren door de bliksem werd getroffen. Na een inslag in 1671 had men boven in de toren een grote bak met bluswater geïnstalleerd. Maar de kloksteller en zijn maten durfden het luik dat toegang gaf tot de pijnappel niet te openen, omdat het gesmolten lood al naar beneden droop.

Helden

Toen verschenen de helden De Sitter, Van der Wijck en De Weerd boven in de toren. Zeeofficier Rudolf de Sitter, die met verlof in Groningen was, plaatste een natgemaakte leren muts op zijn hoofd, klom met een bijl in de pijnappel en kapte de brandende stukken er uit. Hij werd gevolgd door huisknecht Frederik de Weerd die emmers met water doorgaf aan student Haro van der Wijck, die begon te blussen. Geïnspireerd door dit drietal waagden zich steeds meer burgers in de toren. Vanaf een put op het Martinikerkhof werd een menselijke ketting gevormd en gaf men emmers met water door tot boven in de toren.
De huidige Martinitoren is de derde toren op deze plek. De eerste werd in 1408 door bliksem verwoest. De tweede trof hetzelfde lot in 1465 en in 1469 werd er begonnen met de bouw van de derde, huidige toren. Die moet zo rond 1554, na 85 jaar (!) bouwen, zijn voltooid. Er is een al eeuwen durende discussie gaande tussen historici over de hoogte van de derde toren. Volgens de meest uitbundige schattingen was dat 127 meter, maar 102 meter is de meest waarschijnlijke hoogte die de toren ooit had. Dat is dus een paar meter hoger dan de huidige 96.8 meter. Die bovenste meters verdwenen bij een brand in 1577 toen er een vreugdevuur boven op de toren werd ontsteken. Na de restauratie, die pas in 1627 werd voltooid, kreeg de toren zijn huidige vorm en hoogte.
Martinitoren en kerk rond 1575 met de toren op zijn grootste hoogte
Martinitoren en kerk rond 1575 met de toren op zijn grootste hoogte © Braun und Hoogenberg

De twee doden

Het was een heftige brand, bijna 200 jaar geleden. De huizen onder de toren werden ontruimd, want stukken brandend hout en steen vielen naar beneden, dwars door de daken. Rond zeven uur, half acht, leek de brand onder controle te komen en toen 'geschiede den ramp'.
De ijzeren stang waarop het windpaard gemonteerd was, begaf het door de hitte en met een donderend geraas viel het naar beneden, een vlaggenstok en een stuk gevel van de toren met zich meenemend. Petrus Rosier van Wartum, de 'directeur' van de politie, schoenmaker Johannes Kraus en Geert Bontekoe werden getroffen door de brokstukken.
'Zoodat de laatsten dadelijk overleed, en de beide eersten voor dood in het stadhuis gedragen werden. Hier werd Van Wartum getrepaneerd en kon dus niet vervoerd worden, maar mevrouw is bij hem. Kraus werd daar de lip en de wang voor een gedeelte weder aan elkander genaaid. Voor beiden is weinig hoop' aldus een anoniem verslag van de ramp, dat bewaard is gebleven.
Mr. Petrus Rosier van Wartum
Mr. Petrus Rosier van Wartum © Groningen Archieven/P.B. Kramer

Een beloning voor de helden

Schoenmaker Kraus overleefde tegen alle verwachtingen in de klap en kreeg 100 gulden als tegemoetkoming voor zijn doktersrekening. De vader van Geert Bontekoe ontving 150 gulden voor de begrafeniskosten van zijn zoon en de weduwe van politiecommissaris Van Wartum kreeg een lijfrente van 250 gulden van het gemeentebestuur.
In april was men weer wat bekomen van de schrik en werden de helden door burgemeester Van Iddekinge geëerd tijdens een speciale gemeenteraadsvergadering. De Sitter, die als eerste in de brandende pijnappel was geklommen, was de grote held. Hij kreeg een gouden snuifdoos met inscriptie en een diploma. Student Van der Wijck kreeg een zilveren snuifdoos en Frederick de Weerd 75 gulden. In totaal werden 27 burgers die een heldhaftige rol hadden gespeeld beloond voor hun optreden. De jongste was de 13-jarige Tjaard Siegers; hij kreeg 5 gulden.

De maatregelen

Eeuwenlang hadden mensen met angst en beven naar het onweer zitten kijken, hopend en biddend dat de bliksem niet bij hun in zou slaan. Andere middelen had men niet om dit noodlot af te wenden. Tot dat de Amerikaan Benjamin Franklin in 1752 met zijn beroemde experiment met een vlieger aantoonde dat bliksem elektriciteit was.

Nut en noodzaak

Vanaf dat moment werden er bliksemafleiders op hoge gebouwen geplaatst. De eerste in Nederland werd in 1778 aangebracht op een kasteel bij Velp. En ook in Groningen discussieerde men over nut en noodzaak van een bliksemafleider op de Martinitoren. Door de inslag van 8 maart werd die discussie in een klap beslecht en besloot het gemeentebestuur om bliksemafleiders te plaatsen op de Martinitoren en andere torens in Stad.
Alleen toen in 1835 de bliksem opnieuw in de toren sloeg en er een (kleine) brand ontstond, werd duidelijk dat die bliksemafleider er nog steeds niet was geplaatst omdat er een oeverloze discussie was ontstaan over de exacte uitvoering daarvan.

1843

Uiteindelijk schreef professor Ermerins, hoogleraar natuurkunde, een uitvoerig plan en dat werd een jaar later uitgevoerd. Voor 1326 guldens kreeg de toren eindelijk een goede bescherming tegen het natuurgeweld. De Stadjers moesten vervolgens wachten tot 1843. Toen 'stak wederom een sterk onweder' op dat de Martini trof, maar dit keer werd de blikseminslag veilig van de toren naar beneden geleid. De Martini was in het vervolg veilig voor onweer en waakt nog altijd over Stad en Ommeland, maar hoe anders had dit 200 jaar geleden kunnen aflopen...