Column: Vrijdag de dertiende

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
‘Bonnie!! Boooonnnnie. Kom es hier!’ Ik word wakker van ‘gebölk’ onder het slaapkamerraam. Het hondje van de buren is op de loop en buurman Schoorsteen roept zo hard-ie kan dat ze terug moet komen. Het is vrijdagmorgen 13 mei. Vrijdag de dertiende.
Buurman begint vrijdag de dertiende al goed. Bonnie is loops en vindt het veel te leuk om buiten te spelen. Buurman wordt er aan zijn stem te horen 'gramnieterg' van. Maar uiteindelijk trippelt ze toch terug naar dam van de buren. ‘Braafff’, hoor ik een opgeluchte stem.
Zal buurman ook last hebben van paraskevidekatriafobie, vraag ik me af. Wat? Ik hoor je denken: ‘Och, god hor. Dij man mout weer dure woorden gebruken.’ Het zit zo. Mensen die lijden aan paraskevidekatriafobie hebben angst voor vrijdag de dertiende. Dat onuitspreekbare woord komt uit het Grieks en betekent letterlijk vrijdag (paraskevi) - dertien (dekatria) - angst (fobie).
Ik schat buurman niet in als man met paraskevidekatriafobie. Ik mezelf trouwens ook niet. Ik woon tenslotte op nummer 13, schreef een boek met titel Numero Dertien en kocht als rooie jongknuppel elpees met illustere namen als ‘De daverende dertien’ of ‘Alle dertien goed’.
Dat waren vaak elpees van dertien hits in een dozijn maar dat geheel terzijde. Of het nu komt dat ik over vrijdag de dertiende nadenk of ergens anders door, maar ik heb iets van een onbestemd gevoel.
Over een dik uur moet ik van mezelf - zoals elke vrijdag - aan de achtertafel zitten achter de laptop met een grote mok thee ernaast. Dan is het tijd voor de nieuwe column. Eigenlijk heb ik altijd wel een idee, plopt er wel iets op in die grijze massa. Maar nu niet. Er kwam niks en er komt niks. Het zal toch niks met die vrijdag de dertiende te maken hebben?
Vrijdag de dertiende is bijgeloof maar komt van het geloof als ik de uitleg in de digitale wereld mag geloven. Bij het Laatste Avondmaal waren dertien mensen aanwezig en Jezus werd op een vrijdag gekruisigd. Dertien is dus een ongeluksgetal. Wist je trouwens wel dat het woord ongeluksgetal bestaat uit dertien letters? En op vrijdag kan je beter maar binnen blijven, moet Jezus ook gedacht hebben.
Ik word helemaal in dertien gezogen. Hotels en wolkenkrabbers hebben meestal geen dertiende verdieping, in vliegtuigen kun je vaak niet op rij 13 zitten, want die is er niet. En op een klok zitten maar 12 uren in een dag en in een jaar maar 12 maanden.
Ondertussen tikt mijn wekker mooi door. Ping! Om 8.05 uur krijg ik een berichtje van ‘t meisje. Of ik al bezig ben met mijn verhaal. Ze is alweer op vakantie naar een of ander zonnig eiland en laat even fijntjes weten dat ik aan het werk moet.
En dat zij die middag een shiatsumassage krijgt van een hele knappe masseur. Ik vraag hoe laat. Om 13.00 uur. ‘Weet je wel wat voor datum het is?’, stuur ik terug. Ik krijg alleen een smiley terug van een lachend gezichtje met een verlekkerde tong uit de mondhoek.
Ik wil dit allemaal niet weten en zeker niet over nadenken. Ik spring uit bed, vlieg de badkamer in en wil mijn tanden poetsen. De elektrische tandenborstel weigert dienst. Hij moet eerst opgeladen. Ik doe mijn contactlenzen in. Meteen steekt er iets in mijn rechteroog. Trekt zo wel weg, denk ik.
Ik heb geen zin te wachten tot de elektrische tandenborstel is opgeladen en poets mijn tanden met een gewone ouderwetse tandenborstel. En dat gaat prima.
Ondertussen steekt het steeds stekiger in mijn rechteroog. Ik doe de lens weer uit, maak ‘m heel goed schoon en doe ‘m weer in. Het steekt nog steeds. En nog vileiner. Ik haal ‘m er nog een keer uit. Met de contactlens balancerend op mijn vinger hoor ik ineens ping! Een foto van een knappe man à la James Dean in een wit verplegerspak op mijn mobiel.
‘De masseur ;)’ staat er onder. ‘t Meisje weet me het wel in te peperen. Ik wil het niet maar word toch chagrijnig. Ik stuur een opgestoken middelvinger terug.
Als ik me weer op mijn contactlens wil richten, is-ie van mijn vinger verdwenen. Nergens te vinden. In de wasbak, op de vloer, in de mat, in mijn kleren, op de tandenborstel, nergens te vinden. Van ellende klap ik de badkamerdeur achter me dicht en stiefel de trap af.
Na een broodje kaas met pittig grove mosterd te hebben weggekauwd en een kop thee te hebben gezet, vlij ik me aan de achtertafel, achter de laptop. Buiten is het waaierig en bewolkt. Binnen wil er niks schrijfbaars in mijn hoofd komen. Wat er wel komt, is de gedachte waar die ene lens nu is gebleven.
Ondertussen zie ik de helft niet. Ik kan amper de vijf meter hoge coniferen van de achterbuurman zien. Op het scherm van de laptop zie ik ook geen bal. Het is niet te doen met een oog mét en een oog zónder lens.
Ik doe die andere ook wel uit, denk ik, dan kan ik als verziender nog wel dingen zien op mijn laptop. Terug in de badkamer zoek ik nog een keer naar de verdwenen lens. Op mijn knieën, onder de verwarming, Niks. Ik kijk zelfs nog even in het lenzenbakje. Maar ook daar niet.
Dan wil ik de lens uit mijn linkeroog verwijderen. Voor het beeld. Ik heb harde lenzen. Het gaat lastig. Alsof-ie zit vastgeplakt aan mijn oog. Uiteindelijk lukt het toch. De lens valt in de wasbak. Ik kijk nog eens goed, want ik zie ineens twee blauwe lenzen in de witte wasbak liggen.
Ik knipper met m’n ogen. Ja, het zijn er toch echt twee. Och, och, och, ik haalf zeuven, ik klonterd. Ja hoor, had ik in alle commotie over een masseur de rechterlens ook in het linkeroog gedaan.
Ik maak de twee lenzen nog een keer schoon, doe ze elk in het goede oog. En ja, alles werkt weer als vanouds. Onder het motto twee zien meer dan één ga ik opgetogen naar beneden en bedenk me dat de column alleen maar geschreven hoeft te worden.
Net als ik heerlijk zit te tikken: Ping! Appje van ‘t meisje. De massage gaat niet door. De masseur is met zijn motor onderuit gegaan en heeft zijn been gebroken.
Leve vrijdag de dertiende!

Erik Hulsegge