Column: Wie een kuil graaft…

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Het was de laatste tijd lachen in onze straat. Ik zou bijna zeggen lachen, gieren, brullen. Nou is Bertje Visscher niet bij ons in de Oranjestraat komen wonen en ook buurman Knuterman had zijn lolbroek niet uit de kast getrokken. Nee, het was lachen om graven. Het graven van kuilen.
Het begon met een koppeltje kerels die de straat in kwamen gebanjerd met een karretje, een graafmachine en heel veel meters kabel. Die kerels in overall met schop spraken koeterwaals waar geen touw aan vast viel te knopen. Even dacht ik dat de Russen waren gekomen.
De koeterwaalse kerels trokken al foeterend en scheldend op elkaar met razende vaart de tegels uit het voetpad, groeven een lange sleuf, vlijden er een kabel in en donderden dan de boel weer dicht. Daarna kwamen twee kerels met een trilmachine om de trottoirs aan beide kant van onze straat weer in oude luister te herstellen.
Ondertussen hadden ze vanaf het voetpad een kabel getrokken naar de oranjehuizen en zo ook naar nummer dertien. Als stille getuige van de werkzaamheden stak vlak onder mijn zijraam een stukje oranje kabel uit de grond. Glasvezel, kwam ik achter. Glasvezelkabel van de Koninklijke PTT Nederland.
Hier valt toch niet om te lachen, hoor ik je denken. Nou, dat lachen begint nu. Bij de inrit van buurman Schoorsteen komen alle glasvezelkabels uit de hele straat bij elkaar. Als een soort stekkers die in een immense stekkerdoos worden gestoken.
Daarvoor was een heel groot gat gegraven. Dat gat werd nadat de koeterwaalse kerels waren vertrokken zeker zes keer keer weer open gegraven en evenzovele keren weer dichtgegooid.
Steeds stonden mannen in hesjes, in pakken druk en belangrijk gesticulerend er omheen. Ik bekeek het allemaal glimlachend. Buurman Roegbainder die weer naast buurman Schoorsteen woont en dus ook naast het ‘open-en-dichtgat', dacht bij zichzelf: nu ze toch aan het graven zijn, kan ik dat ook. De Roegbainders hadden nog een ouderwetse sceptic tank onder de grond liggen en zij wilden hun poep en pies anno 2022 ook wel eens ‘nijmoods’ via het riool afvoeren.
En dus kwam er een busje voorrijden met twee vriendelijk ogende jongens erin. Bij de eerste de beste schop die ze de grond in staken werd groot alarm geslagen in onze straat: gaslek.
In geen tijd stond onze straat vol brandweerwagens, gasbuizenbusjes en kerels die er verstand van hadden. Dat niet alleen. Ook de hele buurt inclusief ikzelf stonden buiten achter roodwitte linten. Dat was vanwege ontploffingsgevaar.
Gelukkig was het mooi weer en was buiten toeven geen straf. Maar uren verplicht buiten staan begint op den duur best te vervelen. Uiteindelijk werd het gasgat gedicht en keerde de rust terug in onze straat.
Die was van korte duur, want bij de Roegbainders werd na het gedichte gaslek druk verder gegraven met schop en graafmachine. En dat hield niet op want de rioolbuis moest aangesloten worden op het grote riool en dat ligt precies midden in onze straat. Dus werd de straat opengebroken, een gat gegraven, weer dicht gegooid, weer opengegraven weer dichtgegooid, weer opengegraven en weer dichtgegooid…
En steeds stonden er weer andere busjes, bestelwagens en mannen bij. Ik moest er steeds harder om lachen. Misschien heb ik het niet helemaal goed begrepen, maar het probleem was dat de rioolbuis van de Roegbainders op een andere hoogte in de grond was gelegd dan het hoofdriool. De poep en de pies schoten het hoofdriool voorbij, zeg maar.
Na weken werd eindelijk het rioolprobleem met een verloopje opgelost en keerde de rust opnieuw terug in onze straat en konden we er met z’n allen om lachen. Ik nog het hardst, want het gebeurde niet voor mijn deur maar anderhalve deur verder.
Nou, de lach was nog niet van ons gezicht afgegleden, of er verscheen een mysterieus bestelbusje met Duits kenteken in onze straat. Via buurvrouw Knuterman kwam ik erachter dat in het busje de man zat die ervoor ging zorgen dat de glasvezelkabel van buiten ook binnen in onze huizen zou terechtkomen.
Ik begon alweer te lachen. want ik zag dat er flink gegraven en geboord werd bij de Knutermans. Plotseling stond de straat vol met witte busjes. Oh nee, dacht ik. Daar gaan we weer. Tot mijn opluchting waren het busjes met jongens erin die bij de Knutermans een nieuw dakraam gingen plaatsen. Glimlachend hoorde ik de elkaar ‘steukelnde’ jongens aan.
Tegelijkertijd stond de man van het mysterieus Duits busje voor mijn deur. ‘Guten tag’, zei ik lachend in mijn beste Duits. Dat Duits bleek niet nodig want hij was een een echte Nederlander die goedkoper aan de andere kant van de grens woonde.
Hij legde uit wat hij ging doen en dat hij een gat moest gaan graven in mijn tuin. Ik begon alweer te lachen. ‘Wel oppassen’, grapte ik. ‘Met kabels en zo…’ De man lachte ook.
Een half uur later was het gat gedicht en had ik een aansluiting van de glasvezelkabel in mijn woonkamer. Hij moest nog even wachten op het doormeten, zei de man. En hij legde uit dat er een probleem was met de grote stekkerdoos tussen buurman Schoorsteen en de Roegbainders. Ik naar buiten. En ja hoor, het gat was weer opengraven en een man met een busje met zwaailichten was druk bezig met soldeerwerkzaamheden.
Ze hadden de glasvezelkabels verkeerd om in de stekkerdoos gestoken. Ik lag - of misschien wel lach - helemaal dubbel. Nog steeds lachend keerde ik terug in huis om mijn wekelijks verhaal af te schrijven.
Maar mijn laptop deed niks meer. Ook mijn telefoon en tablet weigerden dienst. Althans er was geen enkele verbinding met wifi. Ach, even een storinkje, dacht ik nog. Dat was het niet. De man van de glasvezelkabel had namelijk bij het graven van het gat onder mijn raam per abuis mijn wifikabel doorgestoken. En weer moest een dichtgegooide kuil worden opengegraven.
En ik moest weer lachen, maar nu als een boer met kiespijn.

Erik Hulsegge