Column: Tienduizend kilometer

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Ik beleefde deze week een mijlpaal. Die mijlpaal stond niet langs de weg, die stond op mijn kilometerteller. Nu ik het teruglees klinkt het best wel raar: een mijlpaal op een kilometerteller. Maar toch was ie er ineens. Na vier keer een negen sprong ie op 10.000.
In mijlen is dat trouwens 6213. Voor de goeie orde: het was een mijlpaal op de fiets. Ik reed tienduizend kilometer op mijn Zwarte Italiaan. Over die tienduizend kilometer deed ik een aantal jaren. De echte fietser zou schamper lachen over deze fietsprestatie.
Maar ik ben best trots. Tienduizend kilometer door het Oost-Groningse land en af en toe een klein uitstapje over de grup. Ik ken zo langzamerhand alle paadjes en weggetjes.
Ik heb zo mijn favorieten. Zo vind ik de Eemboerveldweg gelegen tussen Smeerling, Ellersinghuizen en langs het Metbroekbos een van de mooiste. Ik ben nog nooit in Canada geweest, maar daar waan ik me gewoon in het land van de Maple Leaf. De doorkijkjes, de watertjes, de idyllische huisjes met laantjes en je kunt er ook nog heel ver kijken als je daar behoefte aan zou hebben. Alleen een beer mist nog.
Ik moet ook denken aan de Hoferweg. Die loopt over in de Dammstrasse. Dat is over de Ems voorbij de Meijer Werft. Vervolgens eerste weg rechts en dan tweede rechts. De Hoferweg gaat richting Nenndorf en Tunxdorf. Je weet wel, het dorp van de Waldsee. De Hoferweg gaat door het bos, langs het water en dan een bergje op alsof je in de Dordogne bent.
In die tienduizend kilometer ben ik heel wat kwijtgeraakt. Mijn fietsbril bijvoorbeeld. Die is blijven liggen tijdens een plaspauze langs de dijk bij het Ambonezenbosje. Ook al mijn fietsmaatjes ben ik kwijt. We hadden een cluppie van vrienden dat heel fanatiek begon met allerlei razendsnelle tochtjes. Ik lag met de tong op het stuur om het allemaal bij te kunnen houden en kukelde zelfs uit vermoeidheid bijna een keer met fiets en al het water in.
Maar winter voor winter haakten er steeds meer vrienden af. De club heette de Ventoux Zeven, want zeven mannen hadden hele dappere plannen om de Mont Ventoux op te gaan rijden. De club heet nu de Haalf Zeuven met nog één lid. Dat ben ik. De vrouw waarmee ik voor het eerst fietste - althans op een racefiets - is ook afgehaakt. Die zag het ook niet meer zitten om met mij te fietsen en ook niet meer met mij te leven.
Ik vraag me ineens af: Wat mankeert er aan mijn fietsen? Die hele snelle ploegjes stoere mannenfietsers rijden mij ook altijd voorbij zonder te groeten. Heb ik soms iets verkeerds aan? Stink ik naar lui zweet? Of rijd ik gewoon veel te langzaam?
Nee, ik ga niet zo hard. Ik ben een genieter. Ik draai zo maar paadjes in waarvan ik echt niet weet waar ze uitkomen. En ik stop ook maar zo omdat ik een reekalfje in het veld zie of een prachtig mooie lucht die ik op de foto wil zetten. Dat is voor mij fietsen. Het ene moment ben ik mijn idool Hennie Kuiper in Parijs-Roubaix als ik over de kasseien van de polder rij tussen Ganzedijk en Kostverloren en even later ben ik Jan Toerist die over z’n schoenen pist.
Ik ben er in al mijn fietstochten achtergekomen dat er in mijn land van strokarton en suikerbiet een echte Franse kasseienweg ligt. Dat is de Buiten Eexterweg in Scheemda. Vanaf het Winschoterdiep bij boer Ten Have voor de boerderij langs en dan naar de Vogelzangsterweg waar ooit wijlen burgemeester Pieter Smit woonde.
Je waant je even een stuiterende Mathieu van der Poel op de Carrefour de l’Arbre in de Hel van Noorden. Over stuiteren gesproken. Natuurlijk ben ik in die tienduizend kilometer ook van m’n fiets gestuiterd. Ik ging ergens tussen Hebrecht en Bakovensmee een pad op wat eerst verhard leek, maar daarna zo verzandde dat ik zo vast kwam te zitten en omkieperde.
Een ongeluk komt nooit alleen. Op de terugweg voorbij de Lambecks van Modeparadijs Lambeck in Oudeschans, zo vlak voor de brug over de Westerwoldse Aa, kreeg ik een hevige steek in mijn oog. Vaak - en dat was nu ook het geval - heb ik dan een klein zandkorreltje of een meervoud daarvan tussen oog en harde contactlens zitten.
Ik wens het niemand toe. Helse pijn, een marteling, een foltering. Ik schreeuwde het uit van pijn. Mijn ogen traanden alsof de zeesluizen bij Delfzijl leegliepen. Ik wou maar één ding. Die contactlens moest uit. Ik stopte in de berm vol fluitekruid, klaver en boterbloemen.
Ik was zo blij dat ik eindelijk de lens kon bevrijden uit mijn traanoog dat ik niet goed oplette en niet doorhad dat de lens van mijn wielerhandschoen het gras in gleed. Het gevolg was dat ik een uur vloekend en tierend naar een heel klein stukje glas zocht. Net toen een schat van een vrouw in een bestelwagentje stopte die mij langs de weg zag kruipen en vroeg of ze mij ergens mee kon helpen vond ik ‘m. In het betonnen randje van de weg. Ik wou haar zoenen, omhelzen maar zei alleen dat ik een mug in m’n oog had en het wel weer ging.
De mijlpaal van die ontzettend zware tienduizend kilometer haalde ik trouwens op de Veelerweg tussen Wessinghuizen en Oud-Veele, bij het voormalige huis van voormalig opperkabouter Roel van Duijn, zo vlak voor roggebroodbakker Leta. Toen de laatste 0 van de tienduizend in beeld was, sloeg ik even op mijn stuur. Zo van: Yes!! Dat hebben we toch maar even geflikt.
Van weeromstuit begon mijn achterwiel kuren te vertonen. Alsof ik een enorme ‘bochel in baand’ had. Ik kwam geen meter meer vooruit, want de band ‘sleet’ zo hard tegen het frame dat er geen fietsen meer tegen aan was. Wat ik ook deed, de band bleef uit het lood lopen.
Uren later kwam ik chagrijnig en stukkapot terug op nummer dertien. Een dag later bracht ik de Zwarte Italiaan lopend naar fietsenmaker Zeeheld. Of ie iets aan m’n achterwiel kon doen? ‘Komt goud’, zei de stoere fietsenmaker.
Ik was nog niet thuis of ik kreeg al telefoon van dezelfde fietsenmaker. Of ik mijn fiets en dan met name de ketting en derailleur wel eens schoonmaakte. Ik moest een antwoord schuldig blijven. De hele boel achter was in de soep gelopen. Zelfs zo erg dat de spaken uit de velgen waren getrokken.
Ik vroeg voorzichtig hoeveel het ging kosten. De man noemde een bedrag waarmee je met gemak twee tweedehandsfietsen kon kopen. ‘Maar kan ik wel weer fietsen?’ vroeg ik hoopvol.
Het werd even onheilspellend stil aan de andere kant. ‘Weet je’, zei de stoere fietsenmaker, ‘als ik een advies mag geven. Volgende week begint de Tour de France. Ga lekker voor de tv zitten en kijken, dat is voor iedereen beter…’

Erik Hulsegge