Waar gaat het mis tussen ouders en jeugdzorg?: 'Ik mag hem niet eens bellen op zijn verjaardag'

Ouders weten niet wat ze moeten doen om hun kinderen thuis te krijgen
Ouders weten niet wat ze moeten doen om hun kinderen thuis te krijgen © Roos Koole/ANP
Rapporten vol leugens, vooringenomen hulpverleners en geen duidelijk plan. Dat is het beeld dat ouders van uit huis geplaatste kinderen schetsen van de jeugdbescherming. Radeloos zoeken zij de media op, omdat zij zich niet gehoord voelen in de strijd om hun kinderen. Jeugdbeschermers herkennen zich niet in het haast demonische beeld dat van hen wordt geschetst en zeggen juist het beste te willen voor die kinderen.
Waar gaat het mis tussen ouders en jeugdzorg dat zij zover van elkaar af staan? RTV Noord sprak met ouders en grootouders van uit huis geplaatste kinderen. Daarnaast spraken we met gezinsvoogden van Jeugdbescherming Noord en zagen we rapporten in.
Om betrokken kinderen, ouders en hulpverleners te beschermen zijn alle namen in dit artikel gefingeerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.

Johanna en Daan

De kleine woonkamer van haar aanleunwoning is vol en kleurrijk. Naast de foto’s van de kinderen staat een groot poppenhuis. ‘Daar maak ik zelf meubeltjes voor’, vertelt Johanna (57).
Ze is niet op haar mondje gevallen. Klein van stuk, maar met een felle blik in haar ogen. Haar paarse en zwarte dreadlocks wippen op en neer terwijl ze vertelt. Tegenover haar aan de eetkamertafel zit zoon Daan (36), hij is geen prater. Al bijna drie jaar mogen ze Daans zoon, Johanna’s kleinzoon dus, amper zien. Johanna gooit alles op tafel, hoe lelijk het verhaal ook is. Want, ‘eindelijk is er iemand die luistert'.
Daan krijgt een paar jaar geleden een relatie. Al vrij snel heeft hij door dat het niet goed zit, maar wanneer hij de relatie wil verbreken, blijkt zijn vriendin zwanger. Ze krijgen een jongetje: Thijs. Daan kiest voor zijn zoon en probeert er met zijn vriendin het beste van te maken.
Johanna en Daan schetsen een beeld van een gewelddadige vrouw die veel drugs gebruikt. Ze zou Daan en Thijs mishandelen. De politie komt regelmatig aan de deur en zo raakt ook jeugdzorg betrokken.
Daans vriendin raakt opnieuw zwanger, volgens haar niet van Daan. De baby, een meisje, komt verslaafd ter wereld. Thijs en zijn zusje worden uit huis geplaatst en gaan wonen bij de ouders van Daans vriendin. Thijs is dan bijna vier. Johanna: ‘Nog dagen had Daan de nagels in zijn nek staan, zo stevig hield Thijs zich vast toen ze hem van hem lostrokken.’
In al die rapporten van de jeugdbescherming staat niets positiefs over hem, terwijl hij het zo goed deed als vader
Johanna
Het rapport van Jeugdbescherming Noord is niet mals. Er wordt gesproken over huiselijk geweld en drugsgebruik van beide ouders, vaak in het bijzijn van de kinderen. De ouders zouden niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Er bestaan dusdanig grote zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen, dat zij niet thuis kunnen blijven wonen.
Johanna schetst een heel ander beeld. Daan zou juist een geweldige vader zijn geweest voor Thijs en ook voor de twee kinderen die zijn ex al heeft uit een eerdere relatie. Hij is volgens haar een vader die op zaterdag vroeg opstaat om met de kinderen naar de speeltuin te gaan en zorgt dat ze verzorgd naar school gaan. Ze laat foto’s zien van een stralend jongetje om de nek van zijn vader, spelend op het strand of in de tuin. Johanna: ‘In al die rapporten van de jeugdbescherming staat niets positiefs over hem, terwijl hij het zo goed deed als vader.’
Het is juist de moeder die soms dagen verdwijnt, drugs gebruikt, de kinderen slaat en er andere mannen op nahoudt. Maar, ‘jeugdzorg staat volledig achter die griet, ze geloven haar leugens’, zegt Johanna.
Volgens Johanna en Daan staan de rapporten van Jeugdbescherming Noord vol leugens. Johanna: ‘Dan staat er bijvoorbeeld dat de baby al veel geweld heeft meegemaakt, terwijl Daan de baby nooit heeft mogen zien en het meisje meteen na de geboorte uit huis is geplaatst.’ Ook zouden positieve verslagen vanuit bijvoorbeeld het omgangshuis worden achtergehouden. Johanna: ‘Binnen de kortste keren werd Daan weggezet als een gewelddadige junk. Terwijl wij Thijs juist beschermd hebben tegen het geweld van zijn moeder.’ Daan begrijpt het niet, ‘ik ben helemaal nooit agressief en ik heb altijd goed voor Thijs gezorgd.’

Ouders delen hun verhaal

Het verhaal van Johanna en Daan staat niet op zich. RTV Noord sprak met verschillende ouders en grootouders wiens kinderen uit huis zijn geplaatst. In bijna alle gevallen spelen er scheidingsproblemen mee, waarbij de ouders elkaar beschuldigen van drugsgebruik, geweld of psychische problemen. Alle ouders met wie we spraken, voelen zich niet gehoord door jeugdzorg. De rapportages, waar ook de rechter zich op baseert, zouden niet kloppen. Jeugdzorg zou niet objectief zijn en handelen op grond van aannames. Ook weten de ouders niet precies waarom hun kind niet thuis kan wonen of wat ze moeten doen zodat dit wel weer mag.
De persoonlijke verhalen van de ouders in dit artikel zijn niet te verifiëren. Het was niet mogelijk om de ex-partners te spreken en bijvoorbeeld advocaten of hulpverleners gaan niet in op persoonlijke casussen. Wat opvalt is de hoeveelheid aan verhalen die binnenkwam op de redactie en de emotie en wanhoop die naar voren kwam in de gesprekken met deze ouders.
De ouders die we spraken vallen deels onder Jeugdbescherming Noord, maar ook onder andere instanties zoals WIJ Groningen of de William Schrikker Jeugdbescherming. De verhalen zijn dan ook niet een-op-een aan elkaar te koppelen.

Agnes

Agnes’ koelkast hangt vol met foto’s van haar kinderen. Haar dochter van tien woont bij haar vader. Op zaterdag mag ze vier uur bij Agnes zijn. Haar zoontje van bijna een jaar woont wel bij haar. ‘Ik heb me er lang voor geschaamd’, begint ze haar verhaal. ‘Maar er zijn zoveel misstanden en het kan iedereen overkomen. Er moeten verhalen op tafel.’
Met haar ex-partner heeft ze co-ouderschap over haar dochter. Dat verandert als hij melding doet bij Veilig Thuis en vrienden en buren opstookt hetzelfde te doen. Agnes: ‘Ik zou borderline hebben, het was zijn woord tegen het mijne.’ Haar dochter wordt onder toezicht gesteld in afwachting van verder onderzoek.
Een psychologische test wijst uit dat er geen sprake is van een gedrags- of persoonlijkheidsstoornis, maar het kwaad is al geschied. ‘Mijn ex weet dat de kinderen de enigen zijn waarmee hij me echt pijn kan doen. Daarom verzint hij allerlei verhalen.’ Terwijl het juist zijn drugsgebruik en psychische mishandeling zijn waarom ze volgens Agnes uit elkaar zijn gegaan. ‘Hij draait het hele verhaal om en iedereen gelooft het.’ Agnes voelt zich door niemand serieus genomen of gehoord.
Als je maar lang genoeg in de beer blijft prikken, dan bijt hij op een gegeven moment
Agnes
Agnes schetst het beeld van een net dat zich steeds verder om haar sluit. ‘In de rapporten die naar de rechtbank gaan, staan allemaal onwaarheden en je kan er niks tegen doen.’ Van alles heeft ze al te horen gekregen: ‘Ik zou slecht gehecht zijn met mijn kind, ambivalent tegenover de hulpverlening staan, borderline hebben en problemen met drugs en alcohol.’ Hoewel ze de verwijten weerlegt, blijft het bij vier omgangsuren per week met haar kind.
‘Jeugdhulp tergt je net zolang tot je een reactie geeft.’ Ze heeft het gevoel dat er een machtsspel wordt gespeeld. Zodat hun beeld wordt bevestigd dat moeder een gedragsprobleem heeft. Maar als je maar lang genoeg in de beer blijft prikken, dan bijt hij op een gegeven moment.’ De hulpverleners blijven volgens haar in aannames hangen en zien alleen de dingen die daarbij passen.
Ze weet niet wat ze verkeerd heeft gedaan als moeder, of wat ze zou moeten doen om weer co-ouderschap te krijgen. Wanneer ze bij jeugdhulp aangeeft een duidelijk plan van aanpak te missen, krijgt ze te horen dat ze ‘de hulplijn niet begrijpt’. De bezoekregeling kent voor Agnes geen enkele logica. Bovendien, ‘waarom kan ik wel helemaal alleen mijn zoon opvoeden, maar mag ik mijn dochter amper zien?’
Ondertussen gaat het met haar dochter niet goed. Het meisje is moe, heeft vaak buikpijn en slikproblemen. Klachten die waarschijnlijk worden veroorzaakt door spanningen. Deze situatie wordt besproken in een gesprek met de hulpverlening, waarvan Agnes ons opnames laat horen. Daarin vertelt ze dat haar dochter graag meer bij haar wil zijn en dit haar ook goed zou doen. Juist de onduidelijkheid over uitbreiding van de omgang zorgt volgens Agnes voor gepieker bij het meisje.
De hulpverleners zeggen dat ze een toename van de lichamelijke klachten zien sinds de omgang met moeder onbegeleid is. Om te voorkomen dat het meisje klem komt te zitten tussen twee ouders, willen ze eerst dat de samenwerking tussen de vader en moeder beter verloopt. Uitbreiding van de omgang is hiervan afhankelijk.
Ouders en hulpverlening lijken in zulke gesprekken langs elkaar heen te praten. Ze willen allebei ‘het beste’ voor het kind, maar zijn het niet eens over wat dat ‘beste’ is. Agnes: ‘Ik heb alles op orde en ik werk overal aan mee. Dus waarom kunnen we niet uitbreiden? Ik denk dat mijn dochter er baat bij heeft als ze haar moeder meer ziet. Maar ik zeg maar beter niks meer.’
De voogd van haar dochter antwoordt: ‘Ik weet ook niet hoe het moet Agnes. Het is aan jou en de vader om dat vorm te geven.’

Jeugdbescherming Noord

We spreken met Liesbeth (35), die nu zo’n vijf jaar als jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming Noord werkt. Nooit eerder wilde ze zich uitspreken in de media, maar nu de negatieve verhalen over elkaar heen buitelen, heeft ze besloten toch het gesprek aan te gaan. Liesbeth: ‘Ik vertel op verjaardagen niet meer wat voor werk ik doe, we zijn toch 'die staatsontvoerders'.'
Ze is het werk gaan doen, omdat ze hoopt voor kinderen het verschil te kunnen maken. Binnen een gezin kijkt Liesbeth welke zorgen er zijn en welke hulpverlening daarbij kan helpen. Ze probeert zoveel mogelijk samen met de ouders tot een plan te komen, maar dat lukt niet altijd. Liesbeth: ‘Het is ook inherent aan ons werk dat de hulpverlener ‘A’ zegt en de ouder echt ‘B’ beleeft.’ Als ze hetzelfde over de gezinssituatie zouden denken, was er immers ook geen sprake van ondertoezichtstelling. ‘Daar kom je soms gewoon niet uit en dat is heel confronterend.’
Liesbeth legt uit dat in haar rapporten de dingen staan die relevant zijn voor de veiligheid van het kind. Dat is de rode draad. Zeker in complexe scheidingszaken waar ouders elkaar over en weer verwijten maken, is dat lastig. ‘Voor hen zijn de details wel belangrijk en mist er een stuk context. Want ja, dit en dit is gebeurd, maar dat en dat ging eraan vooraf.’
Liesbeth benadrukt nogmaals dat het altijd moet gaan om wat de situatie voor een kind betekent. ‘Dat het kind getuige is geweest van huiselijk geweld, is de kern waar het om draait. Niet de hele aanloop naar dit geweld toe.’ Haar opdracht is op te schrijven wat zorgt voor onveiligheid van het kind, ‘dat is nooit een leuk verhaal'.

Objectiviteit

Liesbeth legt uit dat juist de gezinnen waar een complexe scheiding speelt, een uitdaging zijn. ‘Daar draait het bij de ouders vaak om elkaar en de ander en niet meer om het kind.’ De jeugdbescherming probeert de focus weer bij het kind te krijgen. Maar hoe zorg je ervoor dat je objectief blijft als jeugdbeschermer en niet meegaat in het verhaal van de ene of de andere partner? Liesbeth probeert dat te voorkomen door hoor- en wederhoor.
Waarom wordt mij nooit gevraagd naar wat er is gebeurd en waarom wordt dit niet vermeld in het rapport?
Daan
Liesbeth: ‘Ik schrijf dan bijvoorbeeld: “Moeder zegt dat vader drugs gebruikt, vader ontkent dit.” Niet altijd komt de onderste steen boven, maar het gaat erom wat het effect is van die verwijten over en weer op het kind.
Juist die objectiviteit mist Daan in de rapportages. In zijn 25-pagina's tellende verweer tegen het raadsonderzoek op basis waarvan zijn zoon uit huis is geplaatst, stelt hij keer op keer dat de verhalen in het verslag niet kloppen. Zo zou hij, in tegenstelling tot wat het rapport beweert, zijn vriendin nooit mishandeld hebben. Daan: ‘Waarom wordt mij nooit gevraagd naar wat er is gebeurd en waarom wordt dit niet vermeld in het rapport?’
‘Als professionals kijken we heel kritisch naar onszelf’, zegt Liesbeth. ’Zijn we nog objectief? Kunnen we nog goed naar de casus kijken? Dat checken we ook bij elkaar.’ Wekelijks is er een multidisciplinair overleg met onder andere een gedragswetenschapper, een praktijkmedewerker en collega’s die de ouders niet kennen. Ook benadrukt ze dat wat er in de rapportages staat, van de hulpverleners komt die met het gezin werken. ‘De psycholoog van moeder geeft mij bijvoorbeeld een beoordeling van deze ouder, die maak ik niet zelf.’
Voorafgaand aan de rechtszaak mogen ouders de rapportages altijd inzien. Liesbeth: ‘Als ze het ergens niet mee eens zijn, zet ik hun visie erbij. Maar wanneer een hulpverlener iets heeft gerapporteerd, kan ik dat er niet zomaar uithalen.’

Miscommunicatie

Ouders zijn boos en verdrietig wanneer hun kind wordt weggehaald. Ze voelen zich in een hoek gedreven, ‘want als jij niet zus doet, dan doen wij zo'. Zo verontschuldigt Johanna zich over de heftigheid waarmee ze spreekt tijdens dit gesprek: ‘Ik ben een boze vrouw geworden.’ Ook Agnes herkent zichzelf vaak niet meer: ‘Je komt erachter hoe verschrikkelijk het hele systeem je afstompt, hoe negatief en verbitterd je wordt.’
Met deze emotie gaan ouders bellen of brieven schrijven naar jeugdzorg. De toon kan fel zijn en er vallen verwijten. Vraag is hoe jeugdzorgmedewerkers hiermee omgaan. Voelt de gezinsvoogd zich aangevallen en wordt het negatieve beeld over de ouder bevestigd? Of ziet de gezinsvoogd wat er achter de harde woorden zit?
Margriet (36), teamleider bij Jeugdbescherming Noord, vertelt dat ze de machteloosheid en het verdriet van de ouders wel degelijk zien. ‘We snappen dat ze zich niet gehoord voelen en boos zijn. We zouden allemaal boos zijn.’ Juist erachter komen wat er onder die woede zit, is onderdeel van hun werk.
Liesbeth begrijpt het gevecht van de ouders heel goed: ‘Als je niet meer op deze manier mag vechten voor dat wat jou zo dierbaar is, wat houdt je dan nog overeind? En als je opgeeft, wat zegt dat dan over jou als ouder?’

Grote mond

Ouders hebben juist het idee dat wie ‘een grote mond heeft’, gestraft wordt door de instanties. ‘Ik ben lastig, daarom werken ze me tegen’, zegt een moeder. En een vader: ‘Doordat ik keer op keer het disfunctioneren bewijs, word ik keihard aangepakt.’ Sommigen ‘houden zich voortaan maar koest’, in de hoop hun kind vaker te mogen zien.
Jeugdbescherming Noord benadrukt nog eens dat het voor een hulpverlener altijd gaat over wat een kind nodig heeft. ‘Dat gesprek blijven we altijd voeren, ook als het geen leuk gesprek is’, aldus teamleider Margriet. Wat goed is voor het kind, is niet altijd goed voor de ouders, zegt Liesbeth. ‘Je moet dan iets beslissen waarvan je weet dat het heel moeilijk is voor de ouders. Dat is bijna niet uit te leggen of te verzachten. Maar dat is wel precies waar het werk over gaat.’
Ze erkent dat je in een negatief patroon terecht kunt komen. Daarin probeert ze altijd kritisch naar zichzelf te kijken: ‘Wat kan ik doen zodat het contact soepeler verloopt?’ Ze adviseert ouders om iemand uit hun netwerk ter ondersteuning mee te nemen naar gesprekken. Ook kan een vertrouwenspersoon vanuit Stichting Zorgbelang bemiddelen en is er een klachtenprocedure.
Toch ervaren ouders dit anders. Ze voelen zich vaak compleet machteloos en vernederd. Agnes: ‘Kinderen en ouders worden kapotgemaakt. Als ze je niet mogen, zullen ze je tegenwerken en mij mogen ze absoluut niet.’
Brieven schrijven, het indienen van een klacht, vrijwillige alcohol- en drugstesten. Telkens heeft ze het gevoel tegen een muur aan te lopen. Daan heeft sinds een jaar een nieuwe gezinsvoogd, maar hij heeft haar naar eigen zeggen nog nooit ontmoet. Johanna: ‘Hoe kan ze zulke dingen schrijven over Daan als ze hem nog nooit heeft gezien?’

Keer op keer afgewezen

Daan mag zijn zoon eens in de vier weken zien, anderhalf uur onder toezicht. Vorige maand is hem het ouderlijk gezag over Thijs ontnomen. De kleuter en zijn zusje wonen nog steeds bij de ouders van zijn ex-vriendin. Die zou daar te pas en te onpas binnenkomen en de kinderen meenemen.
De omgang is beperkt, omdat Daan zich volgens de rapporten niet aan afspraken houdt. Zo zou hij bij de grootouders van Thijs aan de deur zijn geweest en zich agressief hebben gedragen. Een incident waar zowel hij als zijn moeder Johanna een straatverbod aan hebben overgehouden.
Daan schudt zijn hoofd: 'Zo is het niet gegaan’. In de buurt gingen volgens Daan allerlei verhalen rond, dat hij in de gevangenis zou zitten. Zijn zoontje hoorde die roddels ook. ‘Ik wilde hem alleen maar heel eventjes zien, om te vertellen dat er niets aan de hand was met papa.’ Naar eigen zeggen was hij heel rustig. ‘Toen de politie met loeiende sirenes om de hoek kwam gereden, begreep ik eerst niet dat ze voor ons kwamen.’ Ook zou hij met zijn zoon hebben gesproken op straat. Daan: ‘We woonden in dezelfde wijk. Thijs zag me fietsen en riep: ‘Papa, papa!’ Moet ik doorfietsen en zo’n ventje laten staan?’
Ook heeft hij tijdens een omgangsmoment zijn zoontje met oma Johanna laten videobellen. Johanna: ‘Ik was daar zo blij mee, ik had hem al drie jaar niet gezien.’ Dat vindt ze extra schrijnend, omdat haar ex-man wel omgang met hem heeft. ‘Terwijl ik en de kinderen vroeger door hem zijn mishandeld, het is zo krom allemaal’, zegt ze.
Voor het kind is het omgangsmoment niet zomaar een uurtje. Het zijn ook de dagen ernaartoe en de week erna, om het te verwerken en een plek te geven
Liesbeth, gezinsvoogd Jeugdbescherming Noord
Net als Agnes begrijpt Daan niet waarom hij zijn zoon maar zo weinig mag zien. Hij heeft het gevoel dat de voogd alles aangrijpt om hem ‘te straffen’. Keer op keer wijst de voogd verzoeken om bijvoorbeeld een verjaardag of feestdag samen te vieren af. ‘Ik mag hem niet eens bellen op zijn verjaardag’, aldus Daan.
Gezinsvoogd Liesbeth legt uit dat de behoefte van het kind altijd leidend is en die is niet altijd hetzelfde als de behoefte van ouders. Liesbeth: ‘Voor het kind is het omgangsmoment niet zomaar een uurtje. Het zijn ook de dagen ernaartoe en de week erna, om het te verwerken en een plek te geven.’ Voor sommige kinderen is het zien van papa of mama een trigger naar onverwerkte trauma’s. Ook een gevoel van loyaliteit speelt een grote rol. ‘Ze voelen zich bijvoorbeeld schuldig omdat ze zijn gaan houden van hun pleeggezin. Soms is het lastig terug te gaan na een omgangsmoment.’
‘De juiste zorg en ondersteuning blijft vaak uit voor kinderen en ouders wanneer een uithuisplaatsing dreigt of daadwerkelijk plaatsvindt.’ Dat is de conclusie van een in januari verschenen onderzoek van kinderrechtenorganisatie Defence for Children.

In aanvulling hierop vertelt hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Brunning in een uitzending van het radioprogramma Argos dat kinderrechten worden geschonden bij uithuisplaatsingen en in de periode daarna. Volgens het Europese Hof moet alles in het werk worden gesteld om terugkeer naar huis mogelijk te maken. In Nederland wordt dit in de praktijk volgens Brunning maar weinig gerealiseerd. Wanneer terugplaatsing niet haalbaar is, moet er voldoende contact en omgang zijn. Ook op dat punt gaat het lang niet altijd goed.

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzocht recent of jeugdwerkers zorgvuldig genoeg te werk gaan als zij de rechter adviseren om een kind gedwongen uit huis te plaatsen. Worden feiten en meningen in de rapportages bijvoorbeeld duidelijk van elkaar gescheiden? En geeft de jeugdbeschermer ouders en minderjarigen voldoende stem in het onderzoek? De inspectie concludeert dat hoewel professionals hun werk met toewijding en deskundigheid uitvoeren, het feitenonderzoek waarop de uithuisplaatsing is gebaseerd niet altijd zorgvuldig is. Ook moet de samenwerking met ouders en jeugdigen beter, omdat zij zich niet gehoord voelen en de uithuisplaatsing vaak onvoldoende onderbouwd is.

‘Het doel is: terug naar huis’

Jeugdwerker Margriet benadrukt dat Jeugdbescherming Noord altijd werkt aan terugplaatsing, maar dat soms de verdrietige conclusie is dat dit niet kan. Gezinsvoogd Liesbeth: ‘We leggen altijd aan ouders uit waarom we vinden dat de situatie onveilig is voor het kind en waar we ons zorgen over maken. We vertellen wat de doelen zijn en welke hulp er nodig is.’
Toch heeft geen van de ouders met wie we spraken het gevoel hulp te hebben gekregen om de uithuisplaatsing te voorkomen. Ook weten ze niet wat ze moeten doen om hun kinderen weer thuis te krijgen en is er geen hulp om aan gestelde voorwaarden te voldoen. Daan: ‘Ik heb zo vaak gevraagd wat ik moet doen om Thijs terug te krijgen, maar ze trekken hem steeds verder weg.’
Dat komt volgens Margriet, omdat de vraag ‘Wat moet ik doen?’ niet zo makkelijk te beantwoorden is. ‘Het is geen kwestie van een traphekje ophangen, het is altijd complex. Je kunt een hele lieve papa of mama zijn, maar dat je kind toch niet bij je kan wonen.’
In dat verhaal raken hulpverleners de ouders soms kwijt. Omdat de voogd en ouders het vaak niet eens kunnen worden over wat het beste is voor het kind of omdat de hulpverlening oordeelt dat ouders niet kunnen bieden wat hun kind nodig heeft om veilig op te groeien.
Misschien wordt niet altijd aan de verplichting voldaan, maar dan wordt ook het onmogelijke aan jeugdwerkers gevraagd
Liesbeth, gezinsvoogd bij Jeugdbescherming Noord
Liesbeth heeft soms wel het gevoel dat ze het onmogelijke van ouders vraagt. ‘Een moeder zit bijvoorbeeld in een afhankelijkheidsrelatie en maakt van daaruit keuzes die de situatie onveilig maken voor het kind. Er is sprake van huiselijk geweld. Kun je deze vrouw vragen niet meer afhankelijk te zijn van haar partner? Kan je dat vragen aan iemand die in haar eigen jeugd zoveel tekort is gekomen dat ze dit vermogen niet heeft ontwikkeld?’ Volgens Liesbeth zijn dat soms onhaalbare doelen. ‘En dan gun ik zo’n moeder de hele wereld, maar voor het kind is het niet goed genoeg.’
Ook ervaart ze een bijna onmogelijke opdracht voor jeugdwerkers. ‘Misschien wordt niet altijd aan de verplichting voldaan. Maar dan wordt ook het onmogelijke aan jeugdwerkers gevraagd. Het is niet realistisch te verwachten dat er jeugdhulp bestaat die iedere gezinssituatie veilig kan maken.’
Margriet en Liesbeth benadrukken dat uithuisplaatsing altijd het laatste redmiddel is. ‘Van een uithuisplaatsing wordt niemand beter, we doen het niet graag en het is zeker niet ons doel.’ Liesbeth voegt toe dat ze zich, als het toch zover komt, vaak nog weken afvraagt of ze iets gemist heeft, of iets anders had moeten doen.

Ouders blijven altijd ouders

Voor Jeugdbescherming Noord staat vast: ‘Ouders blijven het allerbelangrijkste in het leven van een kind, waar een kind ook woont.’ Dus ook wanneer ouders bijvoorbeeld geen gezag meer hebben, zullen zij betrokken zijn bij het leven van hun kind.
Voorheen stonden we, wanneer we in een gezin kwamen, al met 2-0 achter, maar tegenwoordig met 10-0
Liesbeth, gezinsvoogd bij Jeugdbescherming Noord
Johanna gelooft het niet. ‘Daan krijgt alleen maar minder contact met zijn zoon. Terwijl de hulpverleners toch ook kunnen zien hoe sterk de band is tussen die twee?’ Ze wil ‘wel naakt op het dak gaan staan schreeuwen, dan zien mensen me tenminste'. Het is de reden waarom ze hun verhaal willen doen; een laatste strohalm met de hoop nu wel gehoord te worden. Johanna: ‘Ik smeek het, alsjeblieft, geef mijn zoon zijn kind terug.’
Volgens voogd Liesbeth hoor en lees je alleen de slechte verhalen. Die negatieve beeldvorming valt haar zwaar. ‘Voorheen stonden we, wanneer we in een gezin kwamen, al met 2-0 achter, maar tegenwoordig met 10-0.’ Gelukkig gebeuren er ook veel mooie dingen. ‘Dit weekend ben ik nog een taartje gaan eten met een moeder, omdat haar dochter in het weekend weer lekker naar huis mag.’
Margriet wordt er wel eens verdrietig van wanneer ze de negatieve verhalen leest, ‘terwijl hier zulke geweldige mensen werken. Als we zo doorgaan kiest niemand meer voor werk in de jeugdbescherming, wie gaat er dan voor die kinderen staan?’