Staatssecretaris Vijlbrief over Nedmag: 'Ik snap de omwonenden'
Staatssecretaris Hans Vijlbrief heeft zoutwinner Nedmag laten weten dat het niet goed heeft gehandeld rond het boren van de nieuwe zoutput 'Veendam 7'. Dat blijkt uit de antwoorden van de staatssecretaris op vragen van Groninger Kamerleden Sandra Beckerman (SP) en Henk Nijboer (PvdA).
Nedmag was van plan om de nieuwe zoutputten Veendam 5 en 6 aan te boren, maar kwam daarop terug nadat bleek dat in Veendam 5 zout van onvoldoende kwaliteit zat.
Geen vergunning
Staatssecretaris Vijlbrief geeft toe dat Nedmag begon met boren naar de put Veendam 7, zonder dat zij daar op dat moment de benodigde vergunning voor had. Daarop diende Nedmag in allerijl een vergunningsaanvraag in, waarop Vijlbrief positief reageerde. De D66'er zag geen aanleiding tot ingrijpen, zoals Beckerman en Nijboer in hun schriftelijke vragen bepleitten.
'Moeilijk te begrijpen'
Vijlbrief is echter ontstemd over het feit dat de communicatie met de omwonenden nalatig bleek. ‘Ik vind het moeilijk te begrijpen dat, gezien de onrust die er in de omgeving is, Nedmag begonnen is met boren van Veendam 7, zonder daarover eerst de omgeving te informeren’, schrijft de staatssecretaris in zijn antwoord. ‘Dit heb ik Nedmag ook laten weten. Ik wil daarnaast ook op werkbezoek gaan om te spreken met inwoners en Nedmag.’
Nedmag kreeg uiteindelijk wel toestemming om te boren omdat de impact op het milieu ongewijzigd zou zijn. Wél is er nu een nieuwe restrictie afgesproken: doordat Nedmag heeft geboord naar de put Veendam 7, mag zij nu niet direct naar Veendam 6 gaan boren.
'Nedmag wekt weinig vertrouwen'
De staatssecretaris begrijpt wel dat het handelen van Nedmag tot wantrouwen onder omwonenden heeft geleid.
‘Ik snap de emoties van omwonenden’, stelt hij. ‘Zij ervaren overlast. Dat er begonnen is met boren voordat ik een vergunning heb gegeven leidt begrijpelijkerwijs tot woede. Ik kan me voorstellen dat, nu Nedmag zonder vergunning en voor eigen risico is gaan boren, dit weinig vertrouwen wekt in Nedmag. Dit heeft echter geen invloed op de zorgvuldigheid waarmee de aanvraag wordt getoetst.’
