Door de mand: Ergens eind jaren 90

Kees Vlietstra
Kees Vlietstra © RTV Noord
'En nu gaat u op de bank zitten,' brieste de scheidsrechter tegen onze coach Hans van de Kaa. Die stond druk te coachen langs de zijlijn van het speelveld in korfbalwalhalla de Wijerthal.
Hans haalt zijn schouders op. 'Sorry scheids, ik moet wel staan. Als ik zit heb ik gigantische pijn aan mijn reet. Aambeien.'
Is echt gebeurd. De scheidsrechter wist niet wat te doen. Had hij niet gehad op de scheidsrechtercursus, hoe om te gaan met coaches die aambeien hebben. Hij liet het maar gaan met als gevolg dat onze coach de hele wedstrijd druk langs de lijn kon coachen.
Een week later kreeg Van de Kaa een brief van de tuchtcommissie. Ze wantrouwden zijn uitleg, voelden zich misleid. Hij moest zich melden in Zeist. Hans moest met de billen bloot.
Ik moest van de week ineens aan bovenstaand tafereeltje denken. Want wat een coachweek was het. Meerdere coaches gingen met de billen bloot. Thomas Tuchel en Antonio Conte maakten schoolpleinruzie, Arne Slot puzzelde, Erik ten Hag bibberde, Sjors Ultee kreeg Turks fruit en Frank Wormuth zette zijn ploeg ouderwets op scherp. Moest om alle situaties glimlachen. Omdat alle situaties zo voorspelbaar zijn. Omdat alle situaties zo bij het voetbal horen. Zo zonder humor. En daarom zo grappig.
Laten we dicht bij huis blijven. FC Groningen-coach Frank Wormuth liet vorige week in de wedstrijd tegen de Eagles zijn nummer 7, Tomáš Suslov, op de bank beginnen.
RTV Noord: ‘Wormuth vindt dat Suslov de afgelopen jaren iets te veel op het paard gehesen is door zijn omgeving. Alsof er geen betere is. Hij is een individualist die onmiskenbaar kwaliteiten heeft, maar als ik dan zie dat simpele passjes van A naar B niet aankomen en dat hij alles alleen doet omdat hij denkt dat hij de beste is, dan plaats ik wel mijn kanttekeningen.'
Volgens Wormuth is Suslov te veel in zichzelf gaan geloven. 'Voor hem is het moeilijk te begrijpen dat er nu een trainer is die kritisch op hem is, omdat hem van kleins af aan is voorgehouden dat hij de beste speler van de wereld is. Dit is een cultuurshock voor hem. Hij is international, denkt, ik ben toch goed, dat zegt iedereen, maar hij zal echt anders moeten gaan spelen. Simpeler en met meer rendement.'
Kortom: Suslov moet zijn zelfbeeld bijstellen. Suslov zelf blijft intussen in zichzelf geloven. 'Ik weet dat ik speciale kwaliteiten heb en dat ik in de basis thuishoor.'
Suslov vindt zichzelf de beste van de FC. Maar is dat niet. In ieder geval afgelopen vrijdag niet. In de wedstrijd tegen NEC liet de Slowaak met rugnummer 7 in de laatste minuut zijn man lopen bij een diepe bal van Tannane die net zo hoog ging als het vuurwerk bij Bommen Berend. Inleiding voor de gelijkmaker.
Benieuwd wat Bommen Wormuth van de week gaat doen met Tomáš. Zondag tegen Vitesse, Bommen Berend, BB, Basis of Bankie?
Een andere nummer 7, die van Manchester United, vindt zichzelf ook al de beste van de wereld en zit tegenwoordig ook op het bankie.
Cristiano Ronaldo: 'I see myself as the best footballer in the world. If you don't believe you are the best, then you will never achieve all that you are capable of.'
Zal dat zelfverzekerde zelfbeeld in het rugnummer 7 zitten? Zo zei die andere nummer 7 van United, George Best, ooit eens:
'If you'd given me the choice of going out and beating four men and smashing a goal in from thirty yards against Liverpool or going to bed with Miss World, it would have been a difficult choice. Luckily, I had both.'
Best, Ronaldo, Suslov. Mooi rijtje. Jezelf de beste vinden. Terwijl er maar één de beste kan zijn. Geen nummer 7, nummer 10.
Diego Maradona: 'My mother thinks I’m the best. And I was raised to always believe what my mother tells me.'
Gelukkig zijn er heel veel ‘besten van de wereld’. Terug naar mijn beste coach van de wereld. Ergens in de jaren 90.
‘Naar mij, naar mij, naar mij’, gilt Dion. In het gymlokaal aan de Verlengde Lodewijkstraat speelt groep 3 van de Borgmanschool een partijtje mono korfbal. Noortje heeft de bal en kijkt angstig om haar heen. Dion gilt nog maar eens: ‘Naar mij, naar mij, naar mij.’
Als sportconsulent leg ik het spel stil. ‘Hou de bal maar even vast Noortje, en de rest: blijf staan waar je staat.’
De meeste kinderen gaan als een standbeeld staan en kijken naar Noortje. Dion van de Kaa, zoontje van toptrainer Hans van de Kaa, springt echter als een opgewonden kikker op en neer. ‘Naar mij, naar mij, naar mij Noooortje’. De standbeelden beginnen te lachen.
‘Hé, van der Kaa! Stil eens. Vertel me liever eens waarom jij zo nodig de bal moet hebben.’
‘Nou’ begint het zesjarig mannetje, ‘op dit moment ben ik de beste korfballer van de hele wereld'. Hij staat nog steeds met gestrekte armen naar Noortje te kijken.
De juf van groep 3 heeft geen last van aambeien en zit derhalve op de bank en schudt haar hoofd. Dion houdt zijn ogen strak op de bal gericht.
Het maalt in mijn hoofd. Hoe dit pedagogisch op te lossen? ‘Ja Noortje, waarom gooi je de bal eigenlijk niet naar Dion?’, vraag ik uiterlijk onbewogen.
Noortje stopt de bal onder haar rechterarm en veegt met haar linker hand een haarlok achter haar oor. ‘Omdat... omdat Dion niet in mijn team zit maar bij de lintjespartij.’

Kees Vlietstra