Column: Nog bedankt voor de haring

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Ik ben weerom van vakantie. Een heerlijke vakantie aan de Spaanse ruige kust. Daar zeggen ze Costa Brava. Een paar uurtjes strand, een siësta, hier en daar een stadje, soms een museum en vooral lekker eten. Een vakantie zoals een vakantie betaamt.
Dat lekkere eten bestond vooral uit vis. Zeeduivel, rog, inktvis, zeebaars, mosselen, garnalen en zalmtartaar. Het ging er allemaal in als ketellapper. Het water loopt me alweer in de mond als ik eraan denk.
En toch. Na een avondje heerlijk Catalaans dikkedakken in een middeleeuws stadje en niet duur, ontglipte me zomaar achter het stuur van de Witte Reus: ‘En toch gaait der niks boven n heerntje…’ Naast mij schudde iemand het blonde hoofd. Hoe kon ik na zoveel lekkers ineens aan haring denken, vertaal ik hier even het hoofdschudden op de passagiersstoel.
Ik ben nu eenmaal dol op haring. Ik weet niet hoe jij een haring eet. Met uitjes of op een broodje? In stukjes, zout of zuur? Voor mij is een haring zout, zonder ui en dan heel gepakt bij het staartje, laat ik hem zo naar binnen glijden. Of de haring nu oud, middelbaar of nieuw is; voor mij geen ui erbij. Ik ben dol op de pure haringsmaak. Je kunt me er wakker voor maken.
Bij die gedachte aan haring op een hete Spaanse zomeravond, moest ik ineens denken aan Henk. Henk was de gangmaker, de blije motor van het verzorgingstehuis. Bij het eten, op het terras bij de ingang; Henk had als een van de weinige mannen tussen alle bewoonsters het hoogste woord. En immer met een grap of een grol. En stiekem een beetje ‘steukelderij’.
De verzorgsters liepen met hem weg, want als de bloemetjes water moesten hebben of een ander klusje gedaan moest worden, regelde Henk de boel. Blije Henk leek ondanks zijn rolstoel onvermoeibaar.
Ik heb Henk maar een keer ontmoet. Nee, nu lieg ik. Twee keer. De eerste keer was toen ik in het gezelschap van mijn neef de lift van het verzorgingshuis in wilde stappen. De schuifdeuren gingen langzaam open. In de lift zat een man in een rolstoel.
Een vrij stevige man met een lach om z’n mond en een guitige blik. Die blik ging van mijn voeten naar mijn hoofd. De ogen werden groter en groter en toen viel zijn mond open. Hij wilde wat zeggen, maar er kwam geen geluid. De man herkende mij kennelijk als Noordman.
‘Ik luister altijd….’ kwam er drie tellen later zelfverzekerd uit. Zijn ongeloof, verbazing en blijdschap dat ik zomaar voor zijn neus stond in het verzorgingstehuis was ontroerend. Ik moest er ook wel om lachen omdat ik mezelf nu niet bepaald een beroemdheid vind.
Met een warme groet met de hand en een nog warmere ‘Moijjj’, reed Henk zijn rolstoel uit de lift en stapten mijn neef en ik er weer in.
‘We moeten even een keer naar Henk.’ Het is maanden later, aan het begin van de zomer als mijn broer belt. ‘Naar Henk? Wie is Henk?’, toeter ik terug in mijn telefoon. ‘Dat is de man in de rolstoel die je van ‘t voorjaar tegenkwam in de lift van het verzorgingstehuis’, legt mijn broer uit.
‘Waarom moeten we naar Henk?’ vraag ik me hardop af.
‘Henk gaat dood….’
Mijn broer, die Henk beter kent dan ik, vertelt dat Henk die voor 21-ste eeuw-begrippen nog niet zo oud is, een einde wil maken aan zijn leven. Hij kan niet meer. Bij de gedachte aan mijn vader die ook niet meer kon en ook voor een vroegtijdig einde koos, stem ik meteen toe. ‘Regel jij even een paar haringen…’ is het laatste woord van mijn broer.
Op een hete zomerse middag lopen mijn broer en ik het pad op naar de ingang van het verzorgingshuis. Ik met een puutje met haring in de hand. Voor het gebouw, in de schaduw zie ik Henk al van ver zitten, midden in een groepje vrouwen als een blije haan tussen zijn kippen. De vrouwen in het gezelschap lachen als Henk een opmerking maakt. Ik heb het gevoel dat het over mijn broer en mij gaat.
Even later in zijn appartement overhandig ik Henk zijn haring, zijn lievelingskostje. ‘Mag ik ze wel even bewaren tot vanavond?’ vraagt hij zacht. Mijn broer en ik knikken en terloops vlijt hij de haring in de koelkast. We raken in gesprek. Via de dingen, de foto’s, in de kamer belanden we op het levenspad van Henk.
Henk is een ondernemerszoon die goed kon handballen. Heel goed kon handballen zelfs. Dat bleef niet onopgemerkt. Aan het eind van zijn tienerjaren gooit hij zich in het Nederlands jeugdteam. Een mooie handbalcarrière, en een leuke vriendin. Het geluk lacht Henk toe.
Maar dan op een noodlottige avond wordt hij op zijn fiets geschept door een auto. De bestuurder rijdt door. Op het eerste gezicht lijkt er niet zoveel aan de hand. Maar dan komt de pijn. Een pijn die nooit meer weg zal gaan. Hij moet stoppen met handbal. Tijdens zijn maandenlange revalidatie in Beatrixoord raakt hij zijn vriendin kwijt aan zijn beste vriend.
Ondanks een oneindige reeks aan medische behandelingen gaat de verscheurende pijn van het ongeluk nooit meer weg. Niemand weet waar de mysterieuze pijn in zijn lijf vandaan komt. Hij kan niet lopen, niet lang zitten en niet lang liggen. In de loop der jaren wordt het alleen maar erger en belandt hij in een rolstoel en in het verzorgingshuis.
Henk vertelt het allemaal, met nog steeds met die guitige blik in zijn ogen. De blik verandert in verdriet als hij het over zijn overleden vrouw heeft. ‘Ik zie haar hier elke nacht voor me. Ik mis haar nog elke dag…’
Twee broers slikken en knijpen met hun ogen om het droog te houden.
‘Het is nu klaar’, zegt Henk dan. ‘Over twee weken gaat het gebeuren…’ Er klinkt heel veel opluchting en vastberadenheid in zijn stem. Meer dan vijftig jaar verdroeg hij de pijn. Voor de buitenwereld met een lach. Alleen met zichzelf moet het een hel zijn geweest. Henk, je bent een held, denk ik uit de grond van mijn hart.
‘Nog bedankt voor de haring….‘ is het laatste wat ik van hem hoor.
Tijdens mijn vakantie krijg ik een appje van mijn broer met een foto waarop Henk voor de laatste keer wordt weggereden uit het verzorgingstehuis.
Om dan te bedenken dat die automobilist die Henk ondersteboven heeft gereden, zich nooit heeft gemeld.

Erik Hulsegge

Op deze plek wil ik mijn collega’s die mij de afgelopen weken hebben vervangen, heel erg bedanken. Pantertjes binnenje!