Dijkgraaf Noorderzijlvest: 'We moeten meer luisteren naar het water en de bodem'
De omgang met de ruimtelijke ordening in ons land staat aan de vooravond van een radicale omslag. Dat is hoognodig, vindt dijkgraaf Roeland van der Schaaf van waterschap Noorderzijlvest: 'De manier waarop we de afgelopen honderd jaar bezig zijn geweest ons land in te richten, is niet meer vol te houden.'
Vorige week vrijdag stuurde het kabinet een brief naar de Tweede Kamer waarin de contouren worden geschetst van een nieuwe aanpak voor de ruimtelijke ordening. Kern daarvan is dat water en bodem 'sturend' zullen zijn. Volgens dijkgraaf Van der Schaaf gaat het om een baanbrekende ommezwaai: 'Het is een soort waterscheiding in de manier waarop in Nederland met ruimtelijke ordening wordt omgegaan.'
In feite is het een terugkeer naar vroeger, stelt de dijkgraaf chargerend: 'Tot honderd jaar geleden gingen we ook op die manier met ruimte in ons land om. We pasten ons aan aan het water, we gingen wonen in hoger gelegen gebieden. In de landbouw teelden we gewassen die aansloten bij het water in de bodem.'
Dat veranderde vooral in de loop van de negentiende en twintigste eeuw. In plaats van ons aan te passen aan het landschap, zetten we het landschap naar onze hand. Van der Schaaf: 'We zijn de afgelopen honderd jaar er ontzettend goed in geweest - zeker in Nederland - het water en de bodem onze wil op te leggen. Datgene dat wij willen wat er gebouwd of verbouwd wordt, hoe het wordt ingericht: de bodem moet zich maar aanpassen. En als waterschap zijn we vooral met het water bezig. Dat heeft Nederland ontzettend veel opgeleverd. Veiligheid natuurlijk, maar ook welvaart en een heel prettig leefklimaat.'
Eerst raadslid, later wethouder en nu dijkgraaf
Roeland van der Schaaf (52) is sinds juli dit jaar dijkgraaf van waterschap Noorderzijlvest. Daarvoor was hij van 2012 tot afgelopen zomer wethouder in de gemeente Groningen namens de PvdA. Voor die partij zat hij van 2010 tot 2012 in de gemeenteraad.
Schaduwkanten
Deze opbrengsten waren lange tijd vanzelfsprekend. Maar inmiddels hebben we volop te maken met de schaduwkanten, schetst Van der Schaaf: 'Wat we zien is dat de bodem daalt en de zeespiegel stijgt. Daar komt ook nog eens bij dat de neerslag steeds onregelmatiger valt, waardoor we te maken hebben met meer droogte en met heftigere regenval. Alles wordt erger. We moeten het anders doen. Dat betekent dat we veel meer moeten ‘luisteren’ naar de manier waarop het water en de bodem functioneren en dat we ons daaraan moeten aanpassen.'
Van der Schaaf geeft een paar voorbeelden die spelen in het gebied van Noorderzijlvest 'Je ziet dat het op de hoge zandgronden op het Drents Plateau door de droogte steeds ingewikkelder wordt. Vooral in de wintermaanden moet het water veel beter worden vastgehouden. En omdat het hier (‘s zomers, red.) heel droog kan zijn, kunnen we hier beter geen gewassen laten groeien, die heel veel water vragen. Je kunt hier dus beter denken aan droogte-resistente gewassen.'
'Maar het kan ook iets betekenen voor de natuur op deze hoge zandgronden. We hebben daar nu bijvoorbeeld heel veel natte natuur, waarvoor heel veel water nodig is. De vraag is of dat op langer termijn vol te houden is. Het is een beetje onnatuurlijk om water vast te houden op hoge gronden. Het wordt steeds ingewikkelder', stelt hij vast.
Inklinking
Een tweede voorbeeld: de veenweidegebieden aan de westkant van de stad Groningen en het Westerkwartier. Het veen klinkt daar steeds meer in. Dat is om verschillende redenen een ongewenste ontwikkeling. Bijvoorbeeld vanwege de toename van de uitstoot van het broeikasgas CO2, dat in het veen is opgeslagen.
Ook voor de waterveiligheid is het beter deze inklinking zoveel mogelijk te voorkomen, stelt Van der Schaaf: 'Heel veel nieuwbouw moet je dus in dat soort gebieden eigenlijk zien te voorkomen. Dat betekent niet dat huidige plannen moeten worden stopgezet, maar ze moeten misschien wel anders worden uitgevoerd.'
Verzilting
Een derde uitdaging vormt verzilting in kustgebieden. Die neemt toe door de stijging van de zeespiegel en de daling van het land. Van der Schaaf: 'Het zoute water komt als het ware uit de grond omhoog. Dat is bedreigend voor de hoogwaardige landbouw die daar plaatsvindt. We weten die verzilting nu nog heel goed te bestrijden door in droge periodes zoetwater uit het IJsselmeer naar het gebied toe te brengen. Dat zoetwater drukt het zoute water naar beneden.'
De verwachting is dat deze remedie in de toekomst steeds minder effect zal hebben. 'Dat betekent dat je je daarop moet voorbereiden', aldus de dijkgraaf. 'In de landbouw wordt bijvoorbeeld gezocht naar innovatieve oplossingen, bijvoorbeeld gewassen die wat beter tegen zilt water kunnen.'
Met bovenstaande voorbeelden wil Van der Schaaf dus illustreren dat de gebruikelijke planologische 'reflexen' hun langste tijd hebben gehad. De landelijke en regionale overheden moeten het over een andere boeg gooien. Daarbij ziet hij een cruciale rol weggelegd voor de waterschappen: 'Niet alleen omdat we over het water gaan, maar ook omdat we op die manier partner worden van gemeenten en provincie en andere betrokkenen bij de ontwikkeling van zo’n gebied. Je zult echt samen met het waterschap moeten gaan kijken naar hoe je zo’n gebied gaat inrichten. Als waterschap moeten we ons gereed gaan maken voor zo’n rol.'
In het waterschapsbestuur zitten verschillende groeperingen met tegengestelde belangen, bijvoorbeeld boeren en natuurorganisaties. Hoe gaat u als dijkgraaf ervoor zorgen dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen, om deze nieuwe richting in te slaan?
'Dat is misschien wel de belangrijkste opgave waar we als waterschap voor staan. Zeker ik in mijn rol. Ik wil er wel aan toevoegen dat het niet alleen natuur versus landbouw is. Verstedelijking is ook een belang. Dat is niet alleen stadsuitbreiding, maar ook het bouwen van nieuwe wijken in dorpen. De belangentegenstelling zit in de driehoek natuur - landbouw - verstedelijking. Alle drie zijn belangrijk. De puzzel is hoe we deze drie belangen met elkaar op een goede manier verenigen.'
'Het mooie van een waterschapsbestuur is dat ze alle drie erin zitten: landbouworganisaties, natuurorganisaties en vertegenwoordigers van de burgers. Wij weten niet beter dan dat we als waterschap die belangen bij elkaar brengen. Dat gaat verder dan alleen compenseren. Want compenseren suggereert dat we het doen zoals wij het willen en dat mensen, die verlies lijden, daarvoor geld krijgen.'
'Zo werkt dat niet', vervolgt hij. 'We moeten wel echt wel oog hebben voor de belangen van de landbouw. Die moet niet alleen maar inschikken; daar geloof ik niet in. Ik geloof wel dat de landbouw moet veranderen. Maar ook de natuur moet zich aanpassen aan klimaatverandering, maar dat gebeurt automatisch al. En ook de verstedelijking moet zich aanpassen aan water en bodemstructuur. Dat betekent dus ook dat je die woonwijk anders moet aanleggen. Dus alle partijen moeten hieraan meedoen.'
Zeker voor particulieren kan dit soms pijn doen, waarschuwt de dijkgraaf: 'Als we waterbergingsgebieden aanleggen, dan moet je mensen soms uitkopen. Dat is niet altijd even een pretje. Dat is een hard besluit voor een boerenbedrijf.'
Hoeveel tijd hebben we nog?
'Er is één groot probleem: we hadden eigenlijk al veel eerder moeten beginnen met het ons aanpassen aan klimaatverandering en het voorkomen daarvan. Maar we kunnen in Nederland nog ontzettend veel. Het hele pakket aan maatregelen, die de waterschappen hebben genomen, is bedoeld om in 2050 schoon, droog en veilig te zijn. Ik sluit niet uit dat uit nieuwe klimaatscenario's blijkt dat we nog een tandje moeten bijzetten.'
'Maar laten we alsjeblieft aan de slag gaan. Ik vind dat in ons land nu veel te veel energie verloren gaat, de polarisatie neemt alleen maar toe. Terwijl we schouder aan schouder aan de slag moeten. Ik hoop daar een bijdrage aan te leveren. Ik denk dat we als waterschap dat ook kunnen, een verbindend leiderschap ontwikkelen, waarbij we wel meters maken om ons land bij de tijd te houden. Dat betekent wel dat er af en toe pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt, maar ook dat er voor alle belangen begrip moet zijn.'
Als er een concrete keuze moet worden gemaakt tussen landbouw of een nieuwbouwwijk, vindt u dan dat het waterschap de beslissende stem moet hebben?
'De gemeenten en provincie hebben het gezag. Daar kunnen wij als waterschap niet in treden. Dat zou ook niet moeten. Maar ik vind wel dat we als waterschap goed kunnen meedenken en dat we ook hard ‘nee’ moeten kunnen zeggen, als dat nodig is. We hebben nu een watertoets, maar eigenlijk zou ik onze positie sterker willen maken. Dat betekent niet dat we allerlei wettelijke bevoegdheden moeten krijgen, want dat leidt alleen maar tot juridisering. Daar ben ik op tegen.'
'Waar het om gaat is dat je in goed overleg goede keuzes maakt. En dat kan alleen maar als de waterschappen tijdens het proces een plek krijgen. En ik denk dat gemeenten en provincies dat ook wel willen. We hebben echt heel veel kennis te bieden. Wij zijn een overheid, dus we hebben oog voor alle belangen, niet alleen voor water.'
'Dat partnerschap wil ik heel erg graag aangaan met provincies en gemeenten. Maar we zijn het van oudsher niet gewend: de waterschappen niet, maar ook provincies en gemeenten niet. We moeten ons als waterschap anders gaan opstellen. Dat kost tijd, maar deze brief is een heel duidelijke aanwijzing dat we dit wel moeten gaan doen. Wij moeten ons aanpassen en provincies en gemeenten moeten ons meer zien staan. Zonder dat kunnen wij niet waarmaken wat er in die brief staat over waterbepalend bestuur.'
Heeft u niet het idee dat het Rijk iets over de schutting gooit; zou er niet een meer centralistische aanpak moeten zijn?
'Nee. Ik geloof best dat het Rijk heel erg sturend moet zijn op nationale belangen. Maar als het gaat om hoe je het in de regio uiteindelijk oplost, dan hebben we een heel sterk regionaal stelsel. Het Rijk moet de kaders bepalen en ons de middelen geven, maar uiteindelijk moeten we het als regio zelf kunnen doen.'
'Waterschappen, provincies en gemeenten moeten dus aan de slag. Ze moeten dus concreet programma’s gaan uitwerken op regionaal niveau. Dat gaat echt wel even tijd kosten. In 2023 en 2024 moet dat rond zijn.'
'Voor ons is 2027 een heel belangrijk jaar. Vanuit de Kaderrichtlijn Water moeten wij de kwaliteit van ons oppervlaktewater op orde hebben. Dat is nog een enorme uitdaging. Kortom, eigenlijk is er elk jaar wel een nieuw hoogtepunt om naar toe te werken. Hier is het laatste woord nog niet over gezegd.'
Kan uw organisatie dit aan, of moet er misschien gefuseerd worden met Hunze en Aa’s?
Van der Schaaf, lachend: 'We doen het niet alleen, maar het zal extra capaciteit van ons vragen. Maar we werken goed samen met Hunze en Aa’s. Volgens mij is dat belangrijker dan dat je over fusies gaat praten. Op dit moment wordt over fusies niet gesproken.'