Eva zoekt uit: Hoe leren we een taal?
Kinderen stellen vragen over van alles en nog wat; vragen waar volwassenen vaak geen raad mee weten. In deze aflevering van Eva zoekt uit vraagt Naut (10) zich af: hoe leren we een taal? Eva legt zijn vraag voor aan taalkundige Bart Hollebrandse van de Rijksuniversiteit Groningen.
Hollebrandse doet zijn verhaal in een kinderdagverblijf tussen de spelende kinderen. Een jongetje met een speelgoedkoe in zijn hand komt hem vertellen wat de koe zegt: ‘Boe!’ Het proces van taal leren is hier volop bezig.
‘Kinderen beginnen met taal leren door heel goed te luisteren naar wat er om hen heen gebeurt’, zegt Hollebrandse. ‘Tijdens het luisteren ontdekken ze van alles, bijvoorbeeld dat 'grote bal' twee woorden zijn. Dat weten ze doordat ze ook het zinnetje horen: 'de bal is groot'. Een ander voorbeeld is dat kinderen nooit horen 'hij lopen', maar wel 'hij loopt'. Dat zijn dingen die ze oppikken en onthouden.’
Zo leren ze stap voor stap een hele taal? ‘Precies’, zegt Hollebrandse, ‘en bovendien hebben kinderen een navigatiesysteem. Ze hebben een idee waar het naartoe zou moeten. Ze gebruiken die navigatie om hun weg te vinden in de enorme input van geluid om zich heen. Ze halen eruit wat ze echt nodig hebben.’
Kinderen leren onbewust
Wat gebeurt er als een kind nooit taal hoort? ‘Dan komt het niet goed’, legt Hollebrandse uit. ‘Dan leert zo’n kind het eigenlijk nooit meer.’ Hoe kan het dat mensen het op latere leeftijd niet alsnog kunnen leren? Hollebrandse: ‘Als je ouder wordt, veranderen je hersenen: van alleen onbewust leren naar ook bewust leren. Het lijkt erop dat taal leren in dat onbewuste moment moet gebeuren.’
Kunnen alle baby's ter wereld alle talen leren? ‘Ja’, zegt Hollebrandse, ‘alle baby’s kunnen vanaf hun geboorte elk taalonderscheid herkennen, bijvoorbeeld het verschil tussen de korte a (zoals in man) en de lange aa (zoals in maan). In het Nederlands is dit verschil belangrijk, maar in het Spaans niet, want in het Spaans klinkt een a altijd hetzelfde. Dus bij Spaanse baby’s verdwijnt dit onderscheid.’
Uitproberen en regels toepassen
De kinderen in de peuterspeelzaal zijn ondertussen druk aan het praten, met elkaar, tegen volwassenen en in zichzelf. ‘Ze kletsen maar wat raak’, zegt Hollebrandse, ‘maar eigenlijk zijn ze aan het oefenen. Het lijkt op leren lopen: het begint met kruipen.’
Wel zijn er nog allerlei grappige foutjes te horen, zoals 'loopte'. Hollebrandse: ‘Geen volwassen Nederlander zegt 'loopte', maar toch is 'loopte' niet zo raar. Want we zeggen wel 'lachte'. Het kind past dus een regel toe en dat is eigenlijk superslim. Later zetten ze dat wel recht naar 'liep'.’