Column: Ome Lammert

© RTV Noord
Ik ben even terug in mijn dorp. Ik moet er zijn voor de opname van een videoclip. Ik rijd de lange weg langs mijn oude huis en zie beelden van onze Drentse Patrijshond, buurman Knelis met een shagje op de lippen en het vliegeren in de voorjaarszon.
Ik passeer de lantaarnpaal waar ik vol en heel hard opbotste omdat ik achterom keek naar een mooi onbekend meisje op de fiets. Ik zie de gracht voor de boerderij waar ik leerde schaatsen. De gracht die in mijn gedachten immens groot was en nu niet meer dan een vijvertje is.  
Ik kom langs de gereformeerde kerk die er niet meer is. Alleen de spits van de toren is bewaard als stille getuige van de jarenlange kerkgang en de zondagstilte in het dorp.   
Ik tel de huizen waar in mijn jeugd winkels waren. Slager Hassing, winkeltje Sijsling, het postkantoor, garage Mulder, Schuit, kapper Abbas, drogisterij Meerman, kruidenier De Wal, manufacturenwinkel Zuiderveen, de bank van Jager en de winkel van Sinkel van Ko. Ondernemerschap verdampt in de tijd. 
Mijn oude school, vernoemd naar een oorlogsheld uit het dorp, is geen school meer. Er wonen nu mensen met een verstandelijke beperking. Op de plek waar ooit de dorpskroeg stond, zie ik dat er weer gebouwd wordt. Misschien komt er wel weer een café, denk ik, meteen beseffend dat het waarschijnlijk ijdele hoop is. 
Een man met een fles bier in de hand zit in een tuinstoel in de fundamenten van het nieuwe gebouw. Hij zit waar de wc van de kroeg was. Een wc waarin altijd een indringende putlucht hing, maar geen mens die er zich wat van aantrok. 
De opname van de videoclip is in het enige hotel in het dorp. In mijn jeugd was het hotel een boerderij van de Kloosterboeren, op de grens van klei en veen. Huize Veldzicht heette de kapitale boerderij in vervlogen tijden, toen nog in bezit van de Ten Haves.  
Schuin tegenover liepen de 'dikke zwienen' van Brouwer en even verderop aan deze kant van de weg, aan het einde van het laantje achteruit woonde Ede Staal.  
De opname van het muziekfilmpje verloopt op rolletjes. De eerste de beste scène is een liefdesscène in een hotelbed onder de balken van de boerderij. Het kamermeisje wijst ons - drie sjofele mannen en een mooie vrouw - de weg naar de kamer. 
Aan haar blik te zien denkt ze dat het om heel andere opnames gaat dan van een muziekclip van de Maimer troubadour Bé Schmaal. 
Een paar uur later rijd ik met een lach op mijn gezicht de oprijlaan van het hotel af. Als ik de weg opdraai kijk ik in het tuintje van Ome Lammert.
Recht tegenover het hotel woont Ome Lammert. Ik weet niet anders dat hij daar woont. Als rooie tiener zwoegde ik in weer en wind op mijn fiets door het dorp om het Nijsblad te bezorgen. De laatste halte was steevast Ome Lammert die in het voorjaar altijd op de tuin te vinden was.  
Eem kwedeln, eem kieken bie d'eerappels en tot slot, traditiegetrouw, een blik op de twee varkens in het hok. Die beesten waren vernoemd naar Ome Lammert zelf en naar Dries, zijn kameraad van ander kant spoor. Lammert en Dries groeiden zo hard dat ze amper in het hok pasten.
Op een winderige herfstdag liep Ome Lammert het varkenshok voorbij. 'Moutenve nait eem kieken?' vroeg ik. 'Kom mor', zei Ome Lammert. 'De zwienen binnen in hoes.'
Varkens in huis? Ik begreep het niet. Dat deed ik wel toen we de keuken binnenkwamen. Aan het plafond hingen aan touwtjes lange stokken en aan die stokken hingen allemaal leverworsten. Een plafond bezaaid met worst. 'Kiek', zei Ome Lammert. 'Doar hangen Lammert en Dries…'  
Ome Lammert heeft al jaren geen varkens meer, maar een mooie vrouw van verderop in het dorp en twee Groningse tweelingdochters. 
Een ding in het dorp is niet veranderd, denk ik, als ik de hervormde kerk met het kerkhof voorbij rijd. Op 4 mei herdenkt het dorp op deze plek de oorlog en hun eigen slachtoffers.
Enkele uren voor de bevrijding van het dorp vonden een vrouw en drie kinderen de dood. Midden in het veld getroffen door verdwaalde Duitse mortiergranaten. 
Ze liggen naast elkaar op het kerkhof. In een graf geschonken door de dorpsbewoners. 
Opdat wij niet vergeten.